Terugdraaien van de hervorming zal niet lukken, dus resteert een schadeclaim.
Waarom de nieuwe pensioenregeling bijna een garantie is op massaschadeclaims
De pensioenhervorming verloopt lastiger dan vooraf op papier is bedacht. Zo’n anderhalf jaar nadat de Wet toekomst pensioenen is aangenomen, wordt dat steeds duidelijker. Zo wilden aanvankelijk dertien pensioenfondsen (van de 169) al per 2025 overstappen naar het nieuwe stelsel. Vermoedelijk gaat niet één fonds dat halen. Onvolledige administraties, gebrekkige ICT-systemen en een tekort aan personeel spelen de fondsen parten.
Veel bedrijven wacht dit jaar al wel de taak om bij hun pensioenuitvoerder aan te geven hoe zij willen dat hun toekomstige pensioenregeling eruitziet. En wat er met de al opgebouwde pensioenen dient te gebeuren. Moeten die worden omgezet (‘ingevaren’) in de nieuwe regeling? Bedrijven moeten de regeling uitzoeken die het meeste pensioen oplevert voor de jongste bediende, voor de oud-werknemer van 110 jaar en voor iedereen – en de nabestaanden – daartussen.
Bij de parlementaire behandeling van de Wet toekomst pensioenen is met gestileerde voorbeelden uitgelegd hoe bedrijven daarover ‘weloverwogen en evenwichtig’ kunnen beslissen. Maar de praktijk is ook hier weerbarstig. Roularta Media Nederland bijvoorbeeld, de uitgever van onder meer EW, heeft als gevolg van een reeks overnames elf pensioenregelingen, verdeeld over twee pensioenfondsen en twee pensioenverzekeraars.
Werkgever en ondernemingsraad moeten over al die regelingen besluiten, waarna de deelnemers moeten instemmen. Handige tools waarmee valt door te rekenen wat in dit woud het meeste of beste pensioen oplevert, zijn er niet. Het is dus varen door de mist. En op hoge snelheid: er moet volgens de wet aan het eind van dit jaar worden besloten. Zo’n op gebrekkige informatie gebaseerde, haastige keuze is juridisch kwetsbaar en kan bedrijven duur komen te staan.
Bedrijfsleven opgescheept met onmogelijke beslissing
Dat bleek vorige week, toen een analyse nieuw licht wierp op het invaren van pensioenen. Die analyse kwam er op verzoek van de Tweede Kamer en is opgesteld door hoogleraar en advocaat Niek Peters, een deskundige op het terrein van geschillenbeslechting. Peters’ betoog van 123 pagina’s is goed leesbaar, maar staat – hij is jurist – bol van de nuances. Zowel voor- als tegenstanders van de Wet toekomst pensioenen lezen daarom graag hun gelijk in de analyse. Hoe dan ook stelt Peters verontrustende juridische kwetsbaarheden aan de kaak.
Invaren betekent het aanpassen van pensioenen. Net als bij andere eigendomsrechten, staat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens dat toe. Wel moet zo’n aanpassing voldoen aan strikte voorwaarden. Op zich is dat bij het invaarproces het geval, maar samengevoegd is het een wankel bouwsel, betoogt Peters.
Hij wijst op ‘incongruenties’ en ‘doelredeneringen’ in de toelichting op de wet. Bijvoorbeeld: de nieuwe regelingen moeten er komen, want mensen willen meer zeggenschap over hun pensioen. Terwijl zij juist over de ingrijpendste wijziging van hun pensioen – het invaren – feitelijk niets te zeggen hebben. Het ene bedrijf vraagt om haastige instemming met het besluit van de ondernemingsraad. Bij het andere bedrijf besluiten de vakbonden voor de werknemer.
Als de gepensioneerde zijn nagenoeg vaste maandelijkse uitkeringen ziet veranderen in schommelende, lagere uitkeringen, is de kans groot dat een rechter dat onacceptabel vindt. Terugdraaien van de hervorming zal niet lukken, dus resteert een schadeclaim. Volgens Peters komt die terecht bij de staat, het pensioenfonds of de werkgever.
Gezien de ongeveer 1.500 miljard euro aan in te varen pensioenvermogen, zit het bedrijfsleven opgescheept met een onmogelijke beslissing, mogelijk dus gevolgd door schadeclaims.
Elsevier
0 reacties :
Een reactie posten