Nikkelmijn. Foto: Shutterstock.

Van een onzer correspondenten.

Om batterijen voor elektrische auto’s te maken heb je het metaal nikkel nodig, heel veel nikkel. Indonesië levert momenteel meer dan de helft van het wereldaanbod. Politici zien het als een gouden kans voor de economie. Maar de gevolgen voor de bevolking en het milieu zijn rampzalig.

Om te kunnen voldoen aan de groei van de markt voor elektrische auto’s, zal de vraag naar nikkel tegen 2040 veertig keer toenemen.


We zitten midden in de energietransitie; het fundament van onze moderne samenleving, fossiele energie, wordt in sneltreinvaart vervangen door technologieën zoals zonnepanelen, windturbines en elektrische auto’s. De vraag hiernaar zal de komende jaren alleen maar toenemen. Om deze nieuwe technologieën te maken zijn er grondstoffen nodig. En één van de belangrijkste grondstoffen om de energietransitie mogelijk te maken, is nikkel.

Nikkel speelt nu al een sleutelrol in veel dingen die we in ons dagelijks leven als vanzelfsprekend zien. Nikkel is bijvoorbeeld essentieel voor metalen constructies, omdat het hoge temperaturen kan weerstaan en roest en corrosie minimaliseert.

Daarnaast is nikkel onmisbaar voor elektrische voertuigen. Het gebruik van nikkel geeft lithium-ion batterijen een hogere energiedichtheid en meer opslagcapaciteit. Dat betekent dat elektrische auto’s meer kilometers kunnen halen uit één enkele oplaadbeurt. Nikkel is qua massa het belangrijkste metaal van batterijen die worden gebruikt voor hybride en elektrische voertuigen. Zo gaat er ongeveer 50 kilogram in een Tesla-batterij.

Volgens Tesla-topman Elon Musk is nikkel crucialer dan lithium, een grondstof die in de media waarschijnlijk het vaakst wordt genoemd als het over de energietransitie gaat.

‘[…] Onze batterijen zouden nikkel-grafiet moeten heten, omdat het vooral uit nikkel en grafiet bestaat. Er zit een klein beetje lithium in, maar het is net als zout op de salade.’

Uit een rapport van de Commonwealth Scientific and Industrial Research Organisation (CSIRO) blijkt dat er in 2050 ongeveer vijf keer zoveel nikkel nodig zal zijn om aan de mondiale vraag te voldoen als lithium. Om te kunnen voldoen aan de groei van de markt voor elektrische auto’s, zal volgens het Internationaal Energieagentschap de vraag naar nikkel tegen 2040 veertig keer toenemen. Afgelopen jaar werd nog maar 16 procent van de wereldwijde nikkel gebruikt voor groene technologieën, maar verwacht wordt dat dit in 2040 ruim de helft zal zijn.

De grootste nikkelverwekkingslocatie is gelegen op het eiland Sulawesi; het Indonesia Industrial Park (IMIP). Het industriegebied behelst 20.000 vierkante kilometer, waar ongeveer 80.000 mensen werken, waarvan 10.000 Chinees.


Maar waarom hebben we het dan zo weinig over dit metaal in vergelijking met bijvoorbeeld lithium, kobalt of zeldzame aardmetalen? Volgens Irina Patrahau, strategisch analist energie, grondstoffen en klimaat bij het Haags Centrum voor Strategische Studies (HCSS), kan dit te maken hebben met het feit dat nikkel niet op de lijst van ‘kritieke grondstoffen’ van de EU staat. Dit zijn grondstoffen die economisch gezien het belangrijkst zijn en waarvan het risico het grootst is dat de aanvoer ervan stokt. Omdat nikkel net niet aan de eisen voldoet om als kritieke grondstof geclassificeerd te worden, staat deze niet op de lijst, in tegenstelling tot bijvoorbeeld lithium of kobalt. De EU beschouwt nikkel, samen met koper, wel als een ‘strategische grondstof’, want een gebrek daaraan kan grote gevolgen hebben voor de plannen van de Europese Unie om de CO2-uitstoot te verminderen op haar eigen continent.

Indonesië zit samen met Australië op de grootste nikkelreserves en is momenteel met grote afstand de koploper qua productie. Ruim de helft van de wereldwijde nikkel wordt gewonnen in Indonesië, met de Filipijnen (10 procent) en Rusland (6.7 procent) op respectievelijk de tweede en derde plaats. Voorheen werd het grootste deel geëxporteerd naar China, waar het werd geraffineerd – het industrieel zuiveren van de grondstof – en uiteindelijk in de batterijen van elektrische auto’s terechtkwam. Vervolgens verscheepte China de batterij of de elektrische auto, waardoor China veel meer waarde haalde uit de nikkel dan Indonesië zelf.

Daarom begon Indonesië in 2014 met het opleggen van restricties op de export van ruwe nikkel en vanaf januari 2020 kwam er een geheel exportverbod.

Metaal raffineren tot een product dat gebruikt kan worden voor batterijen, of zelfs roestvrij staal, vergt buitengewoon veel energie. Dit komt mede doordat de concentratie nikkel in het erts in Indonesië zeer laag is. De regering staat daarom weer de bouw van nieuwe kolencentrales toe die zijn aangesloten op nikkel-smelterijen, zolang ze maar vóór 2050 worden gesloten.


Voormalig president Joko Widodo riep het metaal uit tot nationaal, strategisch product. Het idee achter de downstream policy van Indonesië is om de economie een impuls te geven door nikkel lokaal te raffineren en op den duur ook batterijfabrieken te gaan bouwen. Momenteel bouwt het Zuid-Koreaanse Hyundai een batterijfabriek op West-Java, gaat het Chinese Build Your Dreams (BYD) er vanaf 2026 elektrische auto’s bouwen en overweegt ook Tesla de opening van een batterijfabriek in het land.

De grootste nikkelverwekkingslocatie is gelegen op het eiland Sulawesi; het Indonesia Industrial Park (IMIP). Het industriegebied behelst 20.000 vierkante kilometer, waar ongeveer 80.000 mensen werken, waarvan 10.000 Chinees. En dat is niet toevallig, want het was China dat flink heeft geïnvesteerd in de Indonesische mijnindustrie toen dat land de export van nikkel verbood. Er zijn nu 11 nikkel-smelterijen in de regio, waarvan een groot deel in handen is van Chinese investeerders. Na de exportrestricties in 2014 steeg het aandeel van Chinese investeringen van 5,1% naar 28,6%.

Of de downstream-policy ook daadwerkelijk goed is voor de bewoners van Indonesië is nog maar de vraag.

‘Aan de ene kant is het positief dat Indonesië zich omhoog werkt in de waardeketen en haar economie diversifieert,’ zegt Irina Patrahau. ‘Tegelijkertijd zien we dat zulke grondstoffen veelal uit ontwikkelingslanden worden gehaald waar corrupte instituties de dienst uitmaken en ongelijkheid almaar groter wordt.’

Als het beleid niet goed wordt uitgevoerd, en er niet tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in het sterker maken van de instituties, zal het zo’n land niet veel helpen. Patrahau waarschuwt voor de mogelijkheid dat er uiteindelijk slechts een handjevol mensen zullen profiteren van de inkomsten. In veel gevallen zou het de situatie zelfs kunnen verergeren. En daar is Indonesië momenteel een goed voorbeeld van, want de gevolgen van de nikkelindustrie zijn vooralsnog rampzalig voor de lokale bevolking.

Naast nikkel is Indonesië ook een grote producent van steenkool. Gezien de dringende noodzaak om over te stappen op duurzame energiebronnen wil het land zo spoedig mogelijk de kolencentrales ontmantelen. Maar sinds Joko Widodo de nikkelindustrie uitriep tot nationaal belang, is de regering in een dilemma terechtgekomen. Want metaal raffineren tot een product dat gebruikt kan worden voor batterijen, of zelfs roestvrij staal, vergt buitengewoon veel energie. Dit komt mede doordat de concentratie nikkel in het erts in Indonesië zeer laag is. De regering staat daarom weer de bouw van nieuwe kolencentrales toe die zijn aangesloten op nikkel-smelterijen, zolang ze maar vóór 2050 worden gesloten. Dit heeft ervoor gezorgd dat de steenkoolproductie in 2023 naar een nieuw record steeg en de CO2-uitstoot niet eerder zo hoog was in het land.

Door de nikkelindustrie is een groot deel van het water vervuild geraakt. Toxisch afvalwater van de nikkelsmelterijen wordt veelal direct in het water gedumpt, waardoor vissen zijn verdreven en koraal is verwoest.

Een andere tegenstrijdigheid is dat het mijnen van nikkel gepaard gaat met grootschalige ontbossing, terwijl het juist zaak is om de regenwouden te behouden om klimaatverandering tegen te gaan. De nikkel ligt relatief ondiep in de grond, wat het mijnen makkelijker zou maken met minder impact. Maar in Indonesië is het tegendeel waar, daar ligt de nikkel grotendeels onder de gigantische regenwouden. De enige manier om nikkel te winnen, is door het hele gebied plat te bulldozeren en de bovenste grondlagen af ​​te schrapen. De nikkelindustrie is momenteel al verantwoordelijk voor bijna 80.000 hectare verlies van tropisch bos, een gebied vier keer zo groot als Amsterdam. En uit een recente studie van Mighty Earth blijkt dat ruim 500.000 hectare bos in gevaar is.

De gevolgen van de nikkelindustrie zijn goed voelbaar voor de bewoners van het eiland Sulawesi, wat voor een groot gedeelte bestond uit kleine gemeenschappen en vissersdorpen. Een tekenend voorbeeld daarvan is de Baujau-gemeenschap op Kabaena, een klein eiland voor de kust van Zuidoost-Sulawesi. De Bajau worden beschouwd als de laatste ‘zeenomaden’ van de wereld. Hun unieke manier van leven betekent dat ze vaak hun hele leven doorbrengen zee, op traditionele woonboten. In het geval van Kabaena, wonen ze op paalwoningen boven het water en zijn ze voor hun levensonderhoud en inkomsten afhankelijk van de oceaan. Ze staan bekend als hele goede zwemmers en vrijduikers, wiens milt- en longcapacitieit is geëvolueerd waardoor ze 10 minuten onder water kunnen blijven bij één ademhaling. Dit helpt hen bij het zoeken naar zeekomkommers, zeewier en ander zeeleven.

Door de nikkelindustrie is een groot deel van het water waar zij op leven vervuild geraakt. Toxisch afvalwater van de nikkelsmelterijen wordt veelal direct in het water gedumpt, waardoor vissen zijn verdreven en koraal is verwoest. Een direct gevolg van het vervuilde zeewater is dat drie Baujau-kinderen zijn verdronken sinds de nikkelindustrie op poten is gezet. De sterfgevallen werden toegeschreven aan het onvermogen om goed te kunnen zien door het bruine water. Daarnaast leren de kinderen steeds minder van jongs af aan te zwemmen vanwege het vervuilde water. In andere Bajau-gemeenschappen waar het water nog helder is, kunnen kinderen al zwemmen en duiken vanaf hun derde jaar.

De nikkelindustrie op Centraal-Sulawesi, met name na 2014, werd zo snel uit de grond gestampt dat er helemaal niet de faciliteiten waren voor de 80 duizend arbeiders die erheen migreerden om in de mijnen en de smelter-fabrieken te werken, vertellen Yunika Kurniyatiningsih en Suzan Cornelissen van CNV Internationaal. Zij werken samen met lokale vakbonden voor betere arbeidsomstandigheden.

Je zou een batterij-fabrikant in bijvoorbeeld Europa kunnen hebben die wettelijk verplicht wordt om alleen ‘groene nikkel’ te gebruiken’. Dit creëert vervolgens meer vraag en misschien krijgen ze subsidie van de overheid om hen te helpen de hogere prijs te betalen, wat de producenten van de groene nikkel zou kunnen helpen.


Er zijn geen openbare diensten, het afval wordt niet opgehaald en er is geen afvoersysteem.

‘Het is te vergelijken met een rampgebied na een aardbeving of een oorlog’, vertelt Yunika. En dan zijn er nog de mensen die ervan proberen te profiteren door huizen te bouwen die in zeer slechte staat verkeren en te klein zijn. ‘De kamers waar de mijnwerkers wonen is te vergelijken met een kippenhok, het is verschrikkelijk’, vertelt Yunika. ‘Ik ben op veel plaatsen in Indonesië geweest, zoals de palmolieplantages, maar het industriegebied in Centraal-Sulawesi is het ergste dat ik heb gezien’, voegt Cornelissen daaraan toe.

Ook met de arbeidsomstandigheden in de fabrieken zelf is het slecht gesteld.

‘Arbeiders werken lange dagen en slapen gemiddeld vier uur’, vertelt Suzan Cornelissen. Het reguliere salaris is niet genoeg om van te leven en de huur te betalen, dus werken de meesten overuren om rond te kunnen komen.

Uit onderzoek van China Labor Watch, een non-profitorganisatie die opkomt voor de rechten van Chinese arbeidsmigranten, blijkt dat de wanpraktijken op dit gebied systematisch en wijdverbreid zijn. Paspoorten worden in beslag genomen, loonbetalingen worden ingehouden, vergelding bij ongehoorzaamheid, ongevallen op de werkplek en slechte arbeidsveiligheid.

Door het grote aanbod van goedkope nikkel uit Indonesië sinds de Chinese investeringen is de nikkelprijs de afgelopen jaren flink gekelderd en hebben concurrerende landen het nakijken. Dat heeft tot een opvallend verzoek geleid van mijnbedrijven. Onder andere Australische mijnbouwbedrijven hebben de London Metal Exchange (LME), een grote metalenbeurs, gevraagd om een nieuwe markt in het leven te roepen voor ‘groene’ nikkel. Dit zou om nikkel gaan dat op een meer milieuvriendelijke manier wordt gedolven en met betere arbeidsomstandigheden. Dit om de concurrentie met China aan te kunnen gaan.


Maar hoe ziet dit er dan uit? ‘Je zou een batterij-fabrikant in bijvoorbeeld Europa kunnen hebben die wettelijk verplicht wordt om alleen deze ‘groene nikkel’ te gebruiken’, zegt Irina Patrahau. Dit creëert vervolgens meer vraag en misschien krijgen ze subsidie van de overheid om hen te helpen de hogere prijs te betalen, wat de producenten van de groene nikkel zou kunnen helpen. Maar dat klinkt makkelijker gezegd dan gedaan, waarschuwt Patrahau. Het is erg complex om zoiets te implementeren. Een dergelijke maatregel zou de markt op z’n kop zetten, want dan zouden de prijzen van elektrische auto’s stijgen en zullen waarschijnlijk minder mensen een elektrische auto aanschaffen en wordt het daarmee ook moeilijker om de groene doelen te halen.

Tegelijkertijd kan het ook goed uitpakken voor Westerse landen, zegt Patrahau.

‘Ondanks dat groene nikkel de energietransitie kan vertragen, kunnen bedrijven nu moeilijk opboksen tegen China, die de waardeketen van groene technologieën grotendeels in handen heeft.’ Als je dus niks doet, blijf je afhankelijk van China, wat ook niet wenselijk is.

***

Bron hier.

***