Door Chris Schoneveld.

In mijn laatste artikel over het effect van korte termijn  temperatuurschommelingen op het CO2 niveau in de atmosfeer(bron) heb ik me neutraal opgesteld en geen partij gekozen voor het consensus standpunt van o.a. Engelbeen (van nu af aangeduid met Engelbeen en Co.), namelijk dat het overgrote deel van de CO2-toename in de atmosfeer het gevolg is van de verbranding van fossiele brandstoffen. Een kleine dissidente groep van sceptische wetenschappers is het daar niet mee eens, zoals Demetris Koutsoyiannis, emeritus hoogleraar Hydrologie en analyse van hydrosystemen aan de Nationale Technische Universiteit van Athene. 

Climategate publiceerde onlangs een interview met Koutsoyiannis (https://www.climategate.nl/2023/10/interview-met-demetris-koutsoyiannis/) waar Engelbeen commentaar op leverde. Ook in een gast-blog op Climate Etc werd Koutsoyiannis hard aan de tand gevoeld en heeft ook Engelbeen uitvoerig zijn argumenten naar voren gebracht (https://judithcurry.com/2023/09/26/causality-and-climate/#more-30527). Dat tussen intelligente geleerden toch zo’n groot meningsverschil kan bestaan is hoogst merkwaardig, vooral ook omdat op het eerste gezicht het consensus argument zo overduidelijk logisch lijkt te zijn. Op Climategate.nl verwoordde Engelbeen zijn logische standpunt met een korte vraag:
Koutsoyiannis heeft op geen enkel moment geantwoord op de vraag van velen waar dan de CO2 van de mens blijft als de natuur de voornaamste bron van de toename van CO2 is. 
Ik zeg “op het eerste gezicht” met een bedoeling, want ik wil proberen, als advocaat van de duivel, het andere gezicht te laten zien. Ik kan namelijk niet accepteren dat dissidente professoren de simpele vraag van Engelbeen niet zelf hadden kunnen bedenken en daar dan geen antwoord op zouden kunnen geven. Ik denk dat beide kampen zo vastgeroest zitten in hun eigen standpunt dat doelmatige communicatie het slachtoffer wordt.
Engelbeen en Co. zien de menselijke emissie van CO2 als de dominante bron voor de toename van CO2 en gaan er vanuit dat de opwarmende oceaan nauwelijks bijdraagt aan die toename. Die laatste aanname wordt door Koutsoyiannis en Co. niet gedeeld. Engelbeen heeft geen enkele twijfel over de relatie temperatuur/CO2, zijnde 16ppm/K, en dus concludeert hij dat de 140 ppm stijging in CO2 nooit een temperatuurrespons kan zijn.
 
De hier onder getoonde grafiek wordt door het IPCC gebruikt om die menselijke uitstoot te illustreren. 
Let vooral op het groen gekleurde gebied in deze grafiek dat staat voor “land sink”. Er is een grote jaarlijkse variatie te zien (tussen licht blauw en groen) welke wordt toegeschreven aan “land sink” schommelingen variërend van 4 GT/jaar tot 0 Gt/jaar. Als u denkt dat dat gemeten waarden zijn dan hebt u het mis. Nee men kan niet de complexe CO2 processen zoals fotosynthese, plant- en gronduitademing meten op mondiale schaal. Het is gebaseerd op de aanname dat de menselijke uitstoot bekend is en dat de gemeten CO2 toename (in licht blauw) in de atmosfeer ook betrouwbaar is. Daar valt weinig op af te dingen. Maar (een hele grote ‘maar’) om de balans van de koolstof-flux in evenwicht te brengen moet de “land uptake” fungeren als de deus ex machina om het plaatje sluitend maken. De vraag is of dat een juiste benadering is.
 
Dit is belangrijk om te realiseren: De hele terrestrische invloed op de koolstof balans is nooit gemeten. Bijvoorbeeld, schattingen over gronduitademing lopen uiteen van 60 tot 110 GtC (https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/20336143/). Met andere woorden, we weten het gewoon niet. Ik heb over dit specifieke onderwerp een stukje geschreven voor Climategate. (https://www.climategate.nl/2020/05/de-mondiale-co2-huishouding-mooie-getallen-geveinsde-zekerheid-maar-hoogst-twijfelachtig-deel-1/). De hele koolstofbalans (natuur en mens) blijft natte vingerwerk. Om op grond van onzekere cijfers te concluderen dat alleen de mens verantwoordelijk is voor de toename van CO2 is niet erg overtuigend. 
 
Er bestaat een natuurlijke tendens die veranderingen in CO2 dempt door feedback processen. Natuurlijke opwarming stimuleert extra verrotting (grond uitademing) en oceaan uitademing welke effecten weer worden gedempt door toename in fotosynthese. Maar in welke mate en of het ene proces langzamer verloopt dan het andere waardoor het evenwicht (tijdelijk) wordt verstoord, blijft giswerk. 
 

Het feit dat het IPCC en Engelbeen en Co. accepteren dat van de 10 Gt/C menselijke uitstoot zo’n 50% wordt opgenomen door de natuur is een erkenning van processen die de balans tussen uitstoot en opname proberen te herstellen. Die 50% is alleen maar gebaseerd op het verschil tussen menselijke uitstoot en wat daarvan nog overblijft in de atmosfeer, waarbij dus de andere 95% van het CO2 budget (> 200 GtC) onveranderd wordt geacht te blijven vanuit de aanname dat temperatuurstijging geen noemenswaardig effect heeft op dat budget. De grote blauwe balken op de grafiek hieronder vertegenwoordigen het natuurlijke deel van de koolstofbalans en doen blijkbaar niet mee aan de jaarlijkse schommelingen in het CO2 budget.

Alles hangt dus van aannames (en cirkelredeneringen) aan elkaar; een niet erg solide basis voor de stelligheid waarmee Engelbeen en Co hun standpunt proberen te verdedigen. Kan die onzekerheid wellicht het antwoord geven op Engelbeen’s vraag aan Koutsoyiannis: 
 
“Waar blijft de CO2 van de mens als de natuur de voornaamste bron van de toename van CO2 is”?
 
Een rekenvoorbeeld van een hypothetische situatie werkt verhelderend om het antwoord op die vraag te kunnen geven. In mijn voorbeeld is de natuur de voornaamste bron zoals Koutsoyiannis dat voor ogen heeft, waarbij ik de volgende aannames poneer:
 
Aanname 1: 16 ppm/K gaat op de helling want gebaseerd op proxies.
Aanname 2: De 50% natuurlijke opnamecapaciteit wordt 80%.
Aanname 3: De 95% van het natuurlijk deel van het CO2 budget (de blauwe balken) is niet onveranderlijk en doet ook mee.
 
Opwarmings perioden
Oceaan ontgassing
Grond uitademing
Fossiele brandstoffen
Totaal extra uitstoot
Opnamecapaciteit (80%)
Netto toename
1950-2000
2 ppm/jjaar
2 ppm/jaar
2 ppmjaar
6 ppm/jaar
4.8 ppm/jaar
1.2 ppm/jaar
2000-2050
4 ppm/jaar
4 ppm/jaar
4 ppm/jaar
12 ppm/jaar
9.6 ppm/jaar
2.4 ppm/jaar
2050-2100
5 ppm/jaar 
5 ppm/jaar
“NET ZERO”
10 ppm/jaar
8 ppm/jaar
2 ppm/jaar

 

Met deze aannames zal ook na 2050  – als de mensheid de Net Zero ambities realiseert – de CO2 concentratie in de atmosfeer blijven stijgen, tenminste, als de opwarming blijft doorzetten. Dus in de 50 jaar na 2050 zal de CO2 concentratie met nog eens 100ppm (2ppm x 50) toenemen, net zoals dat het geval was tijdens de laatste 100 jaar. 


In een ander hypothetisch geval, als de opwarming vandaag zou stoppen en we blijven gewoon 4 ppm/jaar uitstoten (dat laatste is hoogst waarschijnlijk) dan zal dankzij de 80% opname capaciteit de CO2 concentratie met slechts 0.8 ppm blijven toenemen. Het natuurlijke dominante effect is dan voorbij en een beperkt menselijk effect blijft over.

Ter conclusie, binnen de aannames van Koutsoyiannis is zijn hypothese prima verdedigbaar. Binnen de aannames van Engelbeen en Co is hun hypothese net zo goed verdedigbaar. Met andere woorden, het zijn de aannames die het verschil maken en zijn rekensommetjes niet de oplossing.
***