Door Robert Girouard,

Vertaling: Martien de Wit.

De kern van de klimaatveranderingsideologie, Net Zero 2050, dat de hele mensheid verplicht tot een ruïneuze en utopische transformatie, werd bedacht onder auspiciën van de VN zonder wetenschappelijke zekerheid en goedgekeurd door regeringen zonder enig echt democratisch debat. Een ongelooflijke geschiedenis.

Toen de VN werd opgericht, maakte milieubescherming geen deel uit van de missie. Maar met de eerste ‘Earth Summit‘ in Stockholm in 1972 betrad de VN dit nieuwe werkterrein. De Canadese zakenman en overheidsfunctionaris Maurice Strong, een vertrouweling van de Rockfellers, werd aangesteld om het evenement te organiseren. Hij had de bioloog en landbouwkundige René Dubos en de econome Barbara Ward de opdracht gegeven om een rapport op te stellen dat een kader moest bieden voor de discussie over de oprichting van een mondiaal milieubeheer. Het rapport, getiteld We Have Only One Earth, werd alom geprezen en het was in het kielzog van dit alles dat dezelfde Maurice Strong werd aangesteld om het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) op te zetten en te leiden.

Het klimaat werd al snel een speerpunt voor de nieuwe entiteit. Naar aanleiding van het werk van een kleine groep onderzoekers, waaronder Syukuro Manabe, een pionier op het gebied van klimaatmodellering, die de opwarming van de aarde door de toevoeging van broeikasgassen aan de atmosfeer voorspelde, organiseerden UNEP en de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) in 1979 gezamenlijk de eerste Wereld Klimaat Conferentie in Genève. Antropogene opwarming van de aarde werd toen voor het eerst erkend als een potentieel ernstig wereldwijd probleem.

Naarmate de tijd verstreek en er conferenties werden gehouden (Villach, Toronto, enz.), won het idee van een geleidelijke vermindering van de wereldwijde CO2-uitstoot terrein. In 1988 sloegen UNEP en de WMO de handen ineen om het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) op te richten, dat tot taak had om periodiek de stand van de kennis te beoordelen en regeringen te adviseren over het te voeren beleid. Vervolgens werd in 1990 de Tweede Wereldklimaatconferentie gehouden, waar vertegenwoordigers van 137 landen en de Europese Unie opriepen tot het aannemen van een internationaal verdrag ter bestrijding van klimaatverandering, naar het voorbeeld van het Protocol van Montreal ter bescherming van de ozonlaag. Onmiddellijk daarna begonnen de onderhandelingen om zo’n verdrag, dat het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering (UNFCCC) zou gaan heten, snel te sluiten.

De sterke man van de VN, Maurice Strong, werd opnieuw geselecteerd om de Conferentie van de Verenigde Naties over het Menselijk Milieu in Rio (1992) te organiseren, waarvan het extreem volle programma de aanname van het nieuwe UNFCCC omvatte. Maar op dat moment, en dat mag niet vergeten worden, deelde de wetenschappelijke gemeenschap als geheel nog lang niet de overtuigingen van hun alarmerende collega’s. Het 1e Assessment Report van het IPCC in 1990, waaraan 2000 experts deelnamen, concludeerde dat de stand van de kennis niet toeliet om het antropogene signaal met enige zekerheid te detecteren.

In de aanloop naar de Top van Rio vroegen de Verenigde Naties het IPCC om een update (‘Rio Supplement‘) in de hoop dat het meer doorslaggevend zou zijn… ten gunste van het antropogene signaal, natuurlijk. Maar hier is het antwoord van de wetenschappers:

Het klimaatsysteem kan reageren op vele forcings en het moet nog worden bewezen dat het broeikaseffect-signaal voldoende te onderscheiden is van andere signalen om te worden gedetecteerd, behalve als een grove stijging van de troposferische temperatuur die zo groot is dat andere verklaringen niet waarschijnlijk zijn.

Er bleef dus onzekerheid

Het UNFCCC werd desondanks aangenomen, gered door het inmiddels heilig verklaarde voorzorgsbeginsel. Met het oog op de potentieel zeer ernstige risico’s van klimaatverandering erkenden de ondertekenende landen, te beginnen met de westerse landen, formeel de noodzaak om de uitstoot van broeikasgassen, en CO2 in het bijzonder, te verminderen, zelfs bij gebrek aan wetenschappelijke validatie. Alea jacta est (de teerling is geworpen). In de woorden van klimaatwetenschapper Judith Curry,

we hebben het paard van de wetenschap achter de politieke wagen gespannen”.

Precies het tegenovergestelde van wat algemeen wordt gehoord. (“Volg de wetenschap”).

Het verdrag verplicht de ondertekenende staten, d.w.z. hun vertegenwoordigers, ook tot een collectieve aanpak onder streng toezicht van UNEP en onderwerpt hen aan groepsdenken. De ‘partijen’ zijn overeengekomen om eenmaal per jaar bijeen te komen om de voortgang te evalueren en verdere stappen te bespreken. De eerste COP (Conferentie van de Partijen) werd in 1995 in Berlijn gehouden. Op de Kyoto-conferentie in 1997 deden de geïndustrialiseerde landen hun eerste concrete toezeggingen. COP 21 in Parijs ging nog een stap verder met een nieuwe, zogenaamd ‘wettelijk bindende’ overeenkomst die door 196 partijen werd ondertekend en impliciet gebaseerd was op het concept van Net Zero 2050. Et voilà !

Laten we niet vergeten dat dit Akkoord van Parijs, dat in in achterkamertjes is bekokstoofd, als belangrijkste doelstelling heeft om “de stijging van de gemiddelde temperatuur wereldwijd ruim onder de 2°C boven het pre-industriële niveau te houden” en om door te gaan met de inspanningen “om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5°C boven het pre-industriële niveau”, allemaal zonder een duidelijk idee van wat dit in de praktijk betekent en hoe dit te bereiken. Het is aan elke staat om zijn ‘bijdragen’ te bepalen.

Het is belangrijk om te benadrukken dat het UNFCCC en de daaruit voortvloeiende overeenkomsten door staten zijn geratificeerd of geïmplementeerd zonder enig echt nationaal debat of kennis van de ins en outs. In de meeste democratische landen waren de regeringen die aan de macht waren al overtuigd van het idee en was het niet meer dan een ’tekenen-bij-het-kruisje’ operatie. In Frankrijk bleek het ‘ongekende experiment in overlegdemocratie van de Citizens’ Climate Convention‘ in de praktijk het negeren te zijn van de normale democratische processen. In de Verenigde Staten werd, als ik me niet vergis, een uitvlucht gebruikt: omdat er al een wet bestond over luchtvervuiling (Clean Air Act), was het voldoende dat het Environmental Protection Agency (EPA) een ‘Endangerment Finding‘ publiceerde waarin werd verklaard dat CO2 een vervuilende stof is om de CO2-uitstoot te kunnen reguleren. Hoe is het mogelijk dat een project dat zo radicaal en allesomvattend is als Net Zero 2050 als een brief op de post is gegaan?

Aan de vooravond van COP 28 (vanaf 30-11-2023 in Dubai) is de harde realiteit dat de CO2-uitstoot nog steeds niet zijn hoogtepunt heeft bereikt, ondanks alle retoriek, toezeggingen, overeenkomsten en steeds alarmistischer klinkende rapporten; de inspanningen van de Verenigde Staten en de Europese Unie zijn meer dan tenietgedaan door de groei van onder andere China. De atmosferische CO2-concentratie is blijven stijgen, met een gemiddelde snelheid van ongeveer 2 ppm per jaar, zelfs tijdens de pandemie. Het verbruik van fossiele brandstoffen is ook blijven stijgen, zij het de afgelopen jaren in een lager tempo als gevolg van de lockdownhet aandeel van fossiele brandstoffen in de energiemix is ondertussen met slechts een paar procentpunten gedaald en ligt nog steeds boven de 80%.

Zonder een drastische verandering in beleid of technologie voorspelt de U.S. Energy Information Administration dat de wereldwijde vraag naar energie tegen 2050 met 50% zal groeien, waarbij het grootste deel van de groei afkomstig zal zijn van niet-OESO-landen, terwijl het aandeel van fossiele brandstoffen rond de 70% zal blijven. We hoeven dus geen grote daling van de uitstoot te verwachten.

Maar de Verenigde Naties zijn onvermurwbaar. Directeur-generaal Antonio Guterres van de VN vermenigvuldigt zijn oproepen tot actie:

Toezeggingen over netto emissies moeten consistent zijn met de IPCC-scenario’s die de opwarming van de aarde beperken tot 1,5 graden. Dit betekent dat de wereldwijde uitstoot tegen 2030 met minstens 45% moet zijn gedaald en tegen 2050 tot nul moet zijn gereduceerd. De verplichtingen moeten vergezeld gaan van tussentijdse doelstellingen die vanaf 2025 elke vijf jaar moeten worden gehaald. Deze doelstellingen moeten betrekking hebben op alle broeikasgasemissies en alle emissiecategorieën.

Volgens het Global Carbon Project betekent het bereiken van nul CO2-uitstoot in 2050 in de praktijk een lineaire vermindering van de totale CO2-uitstoot van ongeveer 0,4 GtC (1,4 Gt CO2) per jaar, een vermindering die vergelijkbaar is met die in 2020 tijdens de lockdown, wat een idee geeft van de omvang van de uitdaging.

Een andere maatstaf voor de titanische inspanning die Net Zero 2050 vertegenwoordigt, is het bedenken dat er de komende 30 jaar elke dag een kerncentrale of 1500 windturbines met een oppervlakte van 300 vierkante mijl moeten worden gebouwd om fossiele brandstoffen te vervangen (vanaf 2020).

Volledig elektrische energie betekent niet alleen een wildgroei aan windturbines en zonnepanelen, maar ook een aanzienlijke uitbreiding van de elektriciteitstransportnetwerken. Het Internationaal Energieagentschap (EIA) schat dat er tegen 2040 49,7 miljoen kilometer aan elektriciteitsleidingen moet worden aangelegd of vervangen – genoeg om de planeet 2.000 keer rond te cirkelen. Er zullen ook tienduizenden extra transformatorstations nodig zijn.

Maar de blindheid van politici is nog wanhopiger als het aankomt op het hangen van een prijskaartje aan deze integrale transitie, die betrekking heeft op alle belangrijke pijlers van de economie: energie, zware industrie, transport, bouw, landbouw, bosbouw en afvalbeheer. Dtotale rekening zal waarschijnlijk torenhoog zijn en raad eens wie dat gaat betalen…

De National Infrastructure Commission van het Verenigd Koninkrijk heeft onlangs een schatting gemaakt, waarin wordt geconcludeerd dat het halen van de doelstelling voor 2050 het bedrag dat normaal gesproken nodig is voor infrastructuur in de komende 27 jaar ruwweg zal verdubbelen tot 2.000 miljard pond, oftewel 1.000 miljard pond extra voor de groene agenda. Een biljoen pond alleen al voor het Verenigd Koninkrijk is gewoon onthutsend… en waarschijnlijk enorm onderschat.

Stel je eens voor wat dit op wereldschaal betekent: 200.000 miljoen Amerikaanse dollars volgens een studie van Bloomberg, bijna 10 keer het BBP van de Verenigde Staten!

Het grootste deel van dit geld zal worden gebruikt om benzineauto’s te vervangen door elektrische auto’s en gasketels door elektrische warmtepompen, maar ook om de extra elektriciteit die nodig is voor deze twee toepassingen op te wekken, te transporteren en te distribueren. Het gaat ook om een groot aantal andere investeringsprojecten, waaronder betere isolatie van huizen.

Voor dit alles zijn enorme hoeveelheden metalen nodig. Koper en aluminium zijn de belangrijkste materialen die worden gebruikt om kabels en leidingen te maken. Hoogspanningsleidingen hebben ook isolatoren nodig, zoals vernet polyethyleen en ethyleenpropyleenpolymeer, beide verkregen uit fossiele brandstoffen. Lithium, nikkel, kobalt, mangaan en grafiet worden gebruikt in batterijen, terwijl zeldzame aardmetalen essentieel zijn voor turbines en elektromotoren. De vraag naar deze cruciale materialen zal exploderen, met alle negatieve gevolgen van dien, vooral voor het milieu dat de Groenen beweren te willen beschermen.

Je moet wel naïef of flink in de war zijn om te denken dat het voor de hele mensheid mogelijk zal zijn om de materiële, menselijke en financiële middelen te mobiliseren die nodig zijn om in minder dan drie decennia Netto Nul te bereiken, terwijl men nu al niet in staat is om miljarden mensen fatsoenlijke levensomstandigheden te bieden en we te kampen hebben met echte crises zoals pandemieën, oorlogen en natuurrampen. Naarmate de deadlines naderen, blijkt de omvang van de uitdaging steeds onrealistischer.

Alsof dat nog niet genoeg is, beschikt de mensheid nog niet over de technologieën die nodig zijn om deze transitie te voltooien, en is er ook geen garantie dat ze op tijd beschikbaar zullen zijn. In het bijzonder moet de technische en economische haalbaarheid van netwerken met alleen hernieuwbare energiebronnen en batterijen nog worden aangetoond. Bovendien zijn groene waterstof en het afvangen en opslaan van CO2 nog geen bewezen technologieën.

“Proberen om Netto Nul te bereiken zonder een volledig bewezen en doorgerekende oplossing voor het probleem van energieopslag, is als uit een vliegtuig springen zonder parachute, en hopen dat de parachute tijdens de vlucht op tijd wordt uitgevonden, geleverd en bevestigd om je te redden voordat je de grond raakt.” 

Francis Menton, Het raadsel van de energieopslag, GWPF.

Tot slot spreekt de casus van Duitsland voor zich. Ondanks enorme investeringen in de energietransitie (Energiewende) is de uitstoot niet veel afgenomen, zijn de elektriciteitstarieven onhoudbaar geworden, lijdt de economie eronder, verplaatst de industrie zich, enzovoort. De groene droom verandert in een nachtmerrie. Dit is het lot dat elk ander land wacht dat zich blindelings waagt aan de utopische weg naar Net Zero 2050.

***

Bron hier.

***