Eerst de feiten: wat klopt er van de asielcijfers die politici noemen?

Datum:
  • maandag 20 november 2023
  • in
  • Categorie: ,
  • Relativering van de omvang van de asielmigratie en asielzoekers doet geen recht aan de impact op de samenleving. En kloppen de getallen?


      GERTJAN VAN SCHOONHOVEN 20-11-2023


    Cijfers zijn verraderlijk, ook als het gaat om asielmigratie. Met o zo neutrale cijfers kun je de omvang ervan zo groot of klein maken als je wilt. Op basis van o zo neutrale cijfers is Nederland qua asielinstroom zowel het zesde als het dertiende land van de Europese Unie. Zesde als het gaat om absolute aantallen, dertiende per hoofd van de bevolking. Subtopper en middenmoter: Nederland is het allebei in de asielcijfers.

    Omdat migratie – en zeker asielmigratie – bij uitstek een gepolitiseerd onderwerp is, is er dus reden om cijfers sceptisch te bekijken. Ook als het gaat om het aandeel van asiel in de totale immigratie naar Nederland. Daar gaat het veel over in Den Haag. Naast partijen die gretig doen of álle migratie om asielzoekers gaat – wat niet zo is – zijn er ook partijen die gretig benadrukken dat dat aandeel relatief klein is. De bewering dat het qua instroom ‘niet om asiel gaat, maar om arbeidsmigratie’ is een idée reçue, dat in verkiezingstijd vaak te horen was. Frans Timmermans, lijsttrekker van GroenLinks-PvdA, liet zich recent nog in die zin uit bij WNL op Zondag.

    Ook het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) doet eraan mee. Het online-feitenoverzicht van deze uitvoeringsorganisatie (‘Wat is waar over asielopvang?’) bevat een soort asielquiz met daarin een grafiek die op de vraag: ‘Is het waar dat migranten vooral asielzoekers zijn?’ met enig visueel aplomb als antwoord geeft: ‘10 procent’. De rest, 90 procent, is ‘overige migranten’. Teneur: waar maakt iedereen zich druk om? Goede reden om dat cijfer eens tegen het licht te houden. Hoe hard is het?

    1.HET KLOPT DAT ER (VEEL) MEER IMMIGRATIE IS DAN ALLEEN ASIELMIGRATIE. MAAR IS HET ASIELPERCENTAGE ECHT ZO LAAG ALS WORDT BEWEERD?

    Het is echt een beetje jokken met statistieken wat hier gebeurt. Dat ‘ware’ antwoord van 10 procent in de COA-grafiek is sowieso al niet waar. Het cijfer strookt ook niet met de informatie in het bijbehorende feitenoverzicht van het COA zelf. Daarin staat dat het aandeel asiel ‘gemiddeld’ 11 procent is.

    Als je alleen kijkt naar recordjaar 2022 klopt 10 procent ook niet. Vorig jaar verhuisden 403.000 migranten naar Nederland. Een kleine 50.000 van hen – 49.420 – vroeg asiel aan. Dat is 12,2 procent. Dat lijkt een futiel verschil, maar dat is het niet. Het verschil tussen 10 procent en 12,2 procent van de totale immigratie is over 2022 liefst 9.000 mensen. Voor een organisatie die al deze mensen moet onderbrengen, is dat slordig calculeren.

    Daarbij komt dat zo’n percentage over 2022 een momentopname is. Vandaar ook dat het COA het heeft over ‘gemiddeld 11 procent’. Kloppen die asielcijfers dan wel? Laten we zeggen dat het COA warm is. Drie onderzoekers van het Centraal Planbureau (CPB) hielden het eerder dit jaar, in een artikel voor het economenplatform Economisch Statistische Berichten (ESB), op gemiddeld 12,4 procent, over de periode 1999-2020. Ze baseren zich op data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

    De langetermijncijfers van het CBS logenstraffen overigens de veel gehoorde bewering dat arbeidsmigratie qua omvang de grootste kwestie is. Over 1999-2020 was dat namelijk – met 33 procent – gezinsmigratie. Arbeidsmigratie staat op de tweede plaats met 24 procent; studiemigratie met 16 procent op de derde, ‘overige redenen’ (zoals medische behandelingen) met 15 procent op de vierde en asielmigratie met 12,4 procent op de vijfde. Met de kanttekening dat het asielpercentage van jaar tot jaar flink verschilt, aldus de CPB-onderzoekers. Van 4 procent tot 32 procent, afhankelijk van de buitenlandse brandhaarden dat jaar.

    2.GOED, NIET 10 PROCENT DUS, MAAR GEMIDDELD 12,4. MET VEEL SCHOMMELINGEN. KLOPT HET CIJFER DAN ZO?

    Nee. De oplettende lezer zal zijn opgevallen dat ‘gezinsmigratie’ op één staat. Logische vervolgvraag is dan of gezinsmigratie in elk geval voor een deel niet óók asielmigratie is. Het antwoord luidt: ja, dat is het geval. Gezinsmigratie bestaat uit drie typen migratie: gezinsvorming door een Nederlander met een buitenlandse partner, en volgmigratie van gezinsleden van eerdere arbeidsmigranten of asielmigranten.

    Een deel van de gezinsmigratie is dus inderdaad óók asielmigratie. Maar hoeveel? Daar loopt het spoor helaas dood in de asielcijfers. ‘Hoe die drie onderdelen van gezinsmigratie zich precies tot elkaar verhouden, weten we niet,’ meldt het CPB desgevraagd aan EW. Het heeft ermee te maken dat sommige ‘nareizigers’ van een asielmigrant in de data als asielmigrant terechtkomen, anderen als ‘gezinsmigrant’. Dat hangt af van hoelang hun komst naar Nederland duurt.

    Er zit dus een niet te verwaarlozen onderschatting in het asielcijfer. ‘Het percentage [asiel] zal dus mogelijk een paar procentpunt hoger uitkomen als iedere aan asiel gerelateerde gezinsmigrant wordt meegeteld onder “asiel”, maar hoeveel precies is helaas niet te zeggen,’ schrijft het CPB aan EW.

    3.HET BLIJFT OPLOPEN. NIET 10 PROCENT DUS, MAAR 12,4 PROCENT GEMIDDELD, EN DAAR DAN NOG ‘EEN PAAR PROCENTPUNT’ BIJ. ZIJN ER NOG MEER KANTTEKENINGEN?

    Ja. Een zekere bureaucratische willekeur in de asielcijfers is ook wel een factor. Neem dat recordjaar 2022. Het asielpercentage over dat jaar lag zoals gezegd op 12,2 procent van de totale immigratie. Maar wat in dat cijfer ontbreekt, zijn de bijna 87.000 ontheemden uit Oekraïne die in 2022 naar Nederland kwamen.

    Het enige verschil (qua status) tussen beide groepen asielzoekers is dat ze onder twee verschillende Europese richtlijnen vallen. Voor ‘reguliere’ asielzoekers geldt de ‘gewone’ Europese Opvangrichtlijn, voor de Oekraïners de speciaal – en voor het eerst – geactiveerde Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Maar mensen die hun land zijn ontvlucht en moeten worden opgevangen, zijn ze allebei.

    Tel je beide groepen op grond van dat argument maar eens gewoon brutaal bij elkaar op, dan kom je over 2022 op ruim 136.000 asielzoekers, ontheemden, vluchtelingen – hoe je de mensen ook noemt. Op een totaal van 403.000 immigranten heb je het dan over 33,8 procent.

    4.KLINKT ER WEL EENS KRITIEK VAN DESKUNDIGEN OP DIE RELATIVERENDE BENADERING VAN HET ASIELCIJFER?

    Ja, zeker. Die luidt dat je helemaal niet moet kijken naar het aandeel ‘asiel’ in het totale immigratiecijfer, maar naar het aandeel van asielmigratie in de bevolkingsgroei – het immigratiesaldo dus. Er is namelijk een fundamenteel verschil tussen arbeids- en studiemigratie enerzijds, en gezins- en asielmigratie anderzijds dat verloren gaat als je ze zomaar naast elkaar zet en vergelijkt.

    Verreweg de meeste arbeids- en studiemigranten zijn na een paar jaar weer uit Nederland verdwenen. Voor gezins- en asielmigranten geldt dat veel minder. Onder anderen publicist Jan van de Beek wijst in zijn publicaties vaak op dit belangrijke verschil, en de CPB-onderzoekers doen dat in hun artikel op het economenplatform ESB ook.

    Van de arbeidsmigranten is tien jaar na aankomst in Nederland 75 procent weer uit Nederland vertrokken; van de studiemigranten zelfs 80 procent. Maar van de gezinsmigranten – die dus zoals gezegd deels óók asielmigranten zijn – woont na tien jaar nog ruim de helft in Nederland, en van de asielmigranten ‘bijna driekwart’, aldus de onderzoekers.

    Zou je een taartdiagram maken van de immigranten die tien jaar na aankomst nog in Nederland wonen, schrijven de onderzoekers, ‘dan vormt de gezinsmigratie met 46 procent de grootste groep, gevolgd door asielmigratie met 23 procent’. Bezien door deze bril – die van de bijdrage aan de bevolkingsgroei – zijn arbeidsmigratie en studiemigratie dus van minder belang dan je zou denken als je naar de jaarlijkse totaalcijfers kijkt.

    Dat maakt die vormen van migratie niet irrelevant. Ze verdienen alle aandacht. Maar het zijn wel cijfers die alle relativering van de impact van de asielmigratie relativeren. Die doet geen recht aan de impact op de samenleving.

    ABSOLUTE AANTALLEN

    Het heeft iets mals om te benadrukken dat het asielpercentage relatief laag is, zoals veel politici, instanties, deskundigen en media doen. Want intussen dienen de problemen bij aanmeldcentrum Ter Apel zich weer aan, zoekt het COA nog steeds opvanglocaties en is de druk op de Eerste Kamer groot om, in navolging van de Tweede Kamer, in te stemmen met de omstreden Spreidingswet. Anders gezegd: wat koop je voor relatief lage percentages als de absolute aantallen hoog zijn?

    Ook die aantallen worden trouwens wel gerelativeerd: omdat ze lager uitvallen dan de prognoses voor dit jaar. Volgens de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) hadden zich 1 november bijna 40.000 asielzoekers gemeld. Dat is inderdaad veel minder dan de hoogste prognose voor 2023: 70.000 asielzoekers. Maar dat doet niks af aan het feit dat de aantallen over 2023 net zo hoog zullen uitvallen als in 2022.

    Is dat een ‘opvangcrisis’ en geen ‘instroomcrisis’, zoals je wel hoort? Nee. Niet alleen de opvang, ook de rest van de asielketen kan het opnieuw niet aan. ‘Bijna 40.000 aanvragen en nareizigers, wachttijd loopt op,’ meldde de IND op 10 november. Niet minder dan 68.000 asielzoekers wachten inmiddels op een beslissing van de IND. Dan heb je niks aan lage percentages.

    ELSEVIER





    0 reacties :

    Een reactie posten