Dieren voeden mensen met vlees en natuurgebieden met stikstof en andere stoffen.

Iedereen moet vleesminderen en boeren moeten stikstofminderen. Op het eerste zicht gaat het om twee verschillende discussies. Het gemeenschappelijk element is echter: zowel vlees als stikstof komen van (vee)dieren.

Nochtans zijn vee, ecosystemen en mensen intrinsiek met elkaar verbonden door hun geschiedenis. Het verwijderen van grazers verarmt ecosystemen en zonder hun vlees wordt de mens ongezonder. Deze diepe band ontkennen leidt tot een verdere vervreemding van de natuur.

Carnivoor

Voor een groot deel van de prehistorie waren mensen grotendeels carnivoor. Ook vandaag blijft dat een gezonde optie, ondanks de anti-vleesideologen die het omgekeerde stellen. Vlees eten zou niet enkel ongezond zijn, maar ook slecht voor het milieu en bovendien weinig diervriendelijk. Maar dieren vormen toch een intrinsiek gedeelte van de natuur waarin ze ook op natuurlijke wijze op de meest uiteenlopende wijze sterven, plots of pas na een lange lijdensweg? Daarom ook dat sommige veganisten willen dat carnivore dieren, zoals leeuwen, veganist worden. Deze extremisten ontkennen niet enkel de menselijke natuur, ook die van dieren, planten en ecosystemen.

Wat betreft stikstof: het is voor de natuur een normale voedingsstof en vooral grotere dieren zoals grazers produceren het. Zij liepen al een hele tijd over deze aarde en verrijkten de bodem op een natuurlijke manier met stikstofhoudende producten. Mest bijvoorbeeld. Zij liepen ongecontroleerd over onze (nu stikstofarme) natuurgebieden. De oermens joeg massaal op hen en andere grote wilde dieren, wat resulteerde in stikstofverarming van bepaalde gronden. Door daar vandaag gecontroleerd grazers als veedieren te herintroduceren, een ecomodernistisch idee, kom je dichter bij de oorspronkelijke ecologie. In de plaats daarvan brengen de bewindvoerders ons een onrealistisch streng stikstofbeleid.

De kringloop van het leven

Vooreerst: hoe functioneert de wilde natuur? Eten of gegeten worden. Aan deze natuurwet kunnen levende wezens zich niet onttrekken, zelfs als ze het willen. Dieren eten ofwel planten, ofwel andere dieren. Planten zijn afhankelijk van stik- en andere voedingsstoffen van (vaak) dierlijke oorsprong: uitwerpselen en ook rottende dieren. Geen wonder dat men vandaag beendermeel (voor calcium) en bloedmeel (voor stikstof) gebruikt als natuurlijke meststof.

Wilde graslanden konden ontstaan omdat grazers de bosvorming tegenhouden en voor een voortdurende bemesting zorgden. Wegens de laaggroei lijken graslanden minder rijke ecosystemen, maar dat is schijn. Gezonde graslanden hebben een metersdiep wortelsysteem dat ondergronds ook veel dood materiaal, dus ook CO2 en stikstof, opslaat (soms eeuwenlang opgebouwd tot een metersdiep humuslaag). Grazers stampen op de planten en zorgen door deze creatieve destructie dat zeldzame planten een kans krijgen en zo voor een grotere soortenrijkdom.

Jager of verzamelaar?

Hoe interageerden dan de eerste mensen met de natuur? Was de mens oorspronkelijk vooral een vlees- of een planteneter? Zelfs wilde appels of bananen waren kleine, nogal oneetbare vruchten, de meeste hedendaagse groenten bestonden niet: voedzame plantaardige alternatieven waren beperkt. Nature daarover: ‘De eerste grote evolutionaire verandering in het menselijke dieet was de inname van vlees en merg van grote dieren, dat vond minstens 2,6 miljoen jaar geleden plaats.’ Kortom, door te jagen kon de mens de aarde veroveren. Dat in meer of mindere mate gecombineerd met het verzamelen van plantaardig voedsel.

Je ziet het ook aan heel wat carnivore eigenschappen van de mens. We hebben kartelvormige tanden, korter darmstelsel en daarom ook een grotere breininhoud, hoge zuurtegraad in de maag, enzovoort. Deze eigenschappen delen we niet met vegetarische dieren. We gebruiken niet onze tanden om dieren te vangen of te doden – vandaar onze kleinere hoektanden in vergelijking met andere carnivore zoogdieren. Ondanks dat verschil werd de mens toproofdier bij uitstek: jagen op groot wild zorgde voor het uitsterven van veel grote zoogdieren. Volgens een artikel in Springer Science wijzigden daardoor regio’s van een mix van vruchtbare wouden en grasland in onproductieve, stikstofarme toendra: ‘Stikstof is het meest voorkomende beperkende element in toendra.’ In hoeverre hebben onze stikstofarme natuurgebieden een gelijkaardige geschiedenis?

Zegen of verschrikking?

Jagers moesten altijd een nomadisch bestaan leiden van kleine groepjes. De overgang naar landbouw begon zeer aarzelend een luttele twaalfduizend jaar geleden. De meeste groenten en fruit die wij nu eten zijn op een dergelijke manier geselecteerd dat ze meer eetbare biomassa en minder gifstoffen produceren. Dat is een proces van eeuwen. Eens de overgang werd de mens sedentair, gezinnen groter. Dat leidde tot bevolkingstoename, en dat op zijn beurt tot steden, staten en rijken.

Landbouw en veeteelt veranderde de natuur verder. Net zoals in wilde ecosystemen soorten elkaar definiëren, definiëren mens, plant en dier elkaar in een continue interactie. Planten zoals graan en aardappels, en dieren zoals varkens en runderen, werden objectief gezien extreem succesvolle soorten. Ze gingen mee met de mens, werden (tot aan hun consumptie) beschermd en hun gedrag en uitzicht evolueerde sterk. Ze kregen vaak een rustiger leven dan in de wilde natuur.

Woestijnvorming

De dieren worden uiteraard ook gedood voor hun vlees, maar dat lot wacht ook elk wild dier. De landbouw reet dan wel de bodem jaarlijks open en verarmde de dikke humusbodem, waardoor de grond ook minder water kon opslaan. Enkel de combinatie met de stikstofrijke mest van de veeteelt kon die evolutie enigszins tegenhouden, maar op andere gebieden bracht dit proces woestijnvorming.

De nieuwe levensstijl verbonden aan landbouw en veeteelt ging ook gepaard met gezondheidsproblemen. Eos hierover: ‘Een groot deel van de ziektes die we kennen heeft een dierlijke oorsprong, dus het houden van dieren vergrootte de blootstelling aan pathogenen exponentieel. Daarnaast bracht de landbouw veranderingen in ons dieet, onze manier van leven… Dat alles moet een enorme schok voor ons immuunsysteem geweest zijn.’ Deze verandering van dieet sloeg uiteraard niet op het eten van het vlees, want dat at de jager ook. Daarnaast resulteerde de ongezondere levensstijl van landbouwers ook tot een inkrimping van gemiddeld bijna vier centimeter. Ook hun tanden gingen achteruit.

De mens wijzigde altijd al de wilde natuur

Dieren noch planten noch ecosystemen kunnen functioneren zonder gebruik te maken van dieren: hun uitwerpselen en hun (dode) lichamen. Ook de mens kan niet zonder. Zelfs een vegetariër heeft het nodig in de landbouw. Zelfs een vegetariër kan niet zonder de dood van dieren, want planten kunnen niet zonder. Bovendien zijn ecosystemen niet statisch en veranderden al extreem, samen met het gedrag van de mens, waarbij ook nieuwe waardevolle natuur ontstond die we nu wensen te beschermen. Als het gedrag van de mens in de toekomst alweer verandert, zullen ecosystemen verder evolueren. Op zich is dat niet slecht. Zo zorgde de mens al voor het verminderen of verdwijnen van grote grazende en andere zoogdieren in veel ecosystemen, met een ernstige stikstofverarming tot gevolg.


In plaats van een streng stikstofbeleid kan men ook voor een soepeler en ecomodernistischer milieubeleid opteren: opnieuw meer grazers in onze natuur, wellicht ook een diervriendelijkere optie dan hen het hele jaar door in een stal op te sluiten. Zo kunnen de stikstofrijkere ecosystemen van de grote zoogdieren uit prehumane tijden hierbij als inspiratie dienen. Hierdoor komt de behoefte tot biodiversiteit in onze ecosystemen, diervriendelijkheid en vlees als gezond voedsel voor de mens samen.

Over de auteur
Rob Lemeire (1973) is vader van twee jonge kinderen. Hij maakt zich zorgen over het verlies aan steunpilaren in de wereld waarin de jeugd moet opgroeien. Hij 
schrijft over opvoeding, cultuur, klimaat, voeding en het sociale 
weefsel.
***
Bron hier.