De nieuwe partijleiding en de verdere radicalisering bij Belgisch Groen doen weer speculaties rijzen over de vraag of de partij misschien onder de kiesdrempel belandt. Toch blijft de groene ideologie springlevend en bepaalt ze meer en meer ons dagelijkse doen en laten.
Een bijdrage van Rob Lemeire (België).
25-6-2022
Het groene sentiment blijft dus een richtsnoer voor onze samenleving, zelfs als velen onder ons merken dat er iets fundamenteels fout mee is
De huidige crisis bijvoorbeeld heeft er niet weinig mee te maken. De groene partijen waren altijd te klein om daar nu de volledige schuld van te krijgen, de andere regeringspartijen op elk niveau doen mee. Neem maar het voorbeeld van de elektrische wagens en hernieuwbare energie, die politici ondanks de duidelijk slechte papieren blijven pushen. Het groene sentiment blijft dus een richtsnoer voor onze samenleving, zelfs als velen onder ons merken dat er iets fundamenteels fout mee is.
Maar wat is de fundamentele fout? Geboren uit een seculiere mentaliteit willen de ecologisten de samenleving en de natuur ordenen naar eigen inzichten en tegelijk zich van zijn christelijke wortels te ontdoen. Dat leidt tot een radicaal antihumanisme en anti-intellectualisme, zoals ook blijkt uit de gender-ideologie die in die kringen opgang doet. Het mag dan ook niet verwonderen dat het politieke ecologisme deels communistische wortels heeft. Evengoed horen groene megalomane projecten in hetzelfde straatje, zoals hun plannen om voor 100% hernieuwbare energie te gaan, de even megalomane Egyptische piramiden moesten overigens ook de goddelijkheid van de Farao’s uitbeelden.
Neem nu windturbines, zonnecellen en batterijen. Die zouden dus groen zijn, maar ze zitten wel tjokvol giftige chemische stoffen, vervuilen het landschap en halen hopen vogels en vleermuizen uit de lucht. Stel dat nucleaire energie ook maar een fractie hiervan zou veroorzaken, het kot zou te klein zijn voor dezelfde groenen.
Groene hypocrisie als norm
In meer dossiers blijkt dat ecologisten niet zozeer het milieu beschermen, maar wel hun eigen privilege beschermen om datzelfde milieu te vervuilen: de zogezegd groene spaarlamp is veel giftiger dan de klassieke gloeilamp.
Zelfs rechtse partijen kunnen het niet laten, zoals de conservatieven van het Verenigd Koninkrijk die lang de hernieuwbare kar trokken, of bij ons de N-VA die meedoet aan een toch wel obsessioneel nitraat-beleid met als zondebok enkele landbouwbedrijven. Zie hiervoor ook ‘Stikstof is de nieuwe zure regen’ in Doorbraak, waar niet toevallig ook gesuggereerd wordt dat de christelijke inspiratie een humaner beleid stimuleert.
De communistische wortels van het ecologisme
Misschien vinden we antwoorden in het verleden? Tijdens de Koude Oorlog kregen West-Europese communistische partijen van de USSR de opdracht om zich te verzetten tegen alle nucleaire installaties. Bij ons was dat de KP, de Belgische Kommunistische Partij. Dat leidde tot een hoogst hypocriete situatie: zo trok de KP bij ons de antinucleaire kaart, maar verdedigde tegelijk communistische nucleaire mogendheden die zelf, in tegenstelling tot het Westen, op een verregaand onverantwoordelijke manier met nucleaire energie bezig waren (getuige het beruchte ongeval in Tsjernobyl). De KP was niet tegen nucleair, wel tegen niet-communistisch nucleair.
Uiteraard maakt dat niet van alle groenen verkapte communisten. Wel worden groene ideeën nog steeds gemakkelijk gerecupereerd om het Westen te destabiliseren en te saboteren, een soort ‘weg met ons’. Ook vandaag nog laten Europese groene tenoren zich gemakkelijk manipuleren voor specifieke belangen, zoals minister Tinne Van Der Straeten (Groen) zich voor de kar van de gassector laat spannen.
Wetenschappelijk-spirituele vertwijfeling
Wat maakt dit inhumane ecologisme zo populair? Het is een seculiere ideologie met respect voor de aarde (op zich niet slecht) als sleutelgedachte. Het respect wordt echter onderwerping zodat er weinig plaats overblijft voor de mens. Drieu Godefridi wijst erop, in zijn boek ‘De Groene Utopie’, dat sommige ecologisten de mens zelfs helemaal geen plaats geven op de wereld.
Het probleem gaat dieper. Als het om de wetenschappelijke geschiedenis gaat, wijst men vaak op de vertwijfeling die dat veroorzaakte bij religieuzen. Ik denk dat het effect op seculieren nog veel erger is. Dat was al heel duidelijk bij de seculiere communisten: de Big Bang-theorie, ontdekt door de Belgische priester George Lemaître, werd door de communisten verworpen, want het zou een bom leggen onder het materialisme, wat uitgaat van de eeuwigheid van de materie.
Volgens Stalin was het een ‘sprookje’, voortgebracht door ‘bedriegers-wetenschappers’ met een religieuze agenda. Geen wonder dan ook dat verschillende Russische fysici door het communistische regime vervolgd werden, gemarteld en soms zelfs vermoord (Matvej Petrovitsj Bronstein bijvoorbeeld).
Bang van de Big Bang
Stalin was heus niet de enige die vond dat de Big Bang tegenstrijdig was met atheïsme. Toen de bekende Engelse Astronoom Fred Hoyle de woordcombinatie ‘Big Bang’ voor het eerste uitsprak, was dat om de theorie belachelijk te maken, omdat hij het als een poging zag om een ‘schepper’ de wetenschap in te smokkelen. Nog steeds zie je dat sommige wetenschappers het er moeilijk mee hebben.
Om het nog erger te maken voor de seculieren, vandaag spreekt men niet enkel over de Big Bang maar over de Big Crunch: het einde van het heelal. Voordien dacht men dat het universum eeuwig bestond en materie dus, omdat het altijd bestaan had en altijd zal blijven bestaan, geen verklaring behoefde. Niet dus: materie én energie zijn op een specifiek moment ontstaan, samen met tijd en ruimte, en zullen weer vergaan.
Dat maakt van de aarde een vuiltje in ons zonnestelsel, ons zonnestelsel een vuiltje in ons melkwegstelsel, ons melkwegstelsel een vuiltje in ons universum. Een vuiltje dat in astronomische termen nog niet erg lang bestaat en ook niet lang meer zal bestaan. En op dat zeer tijdelijke vuiltje komt dus, nog kleiner, nog tijdelijker en nog vuiler: de mens. Wie daar geen spiritueel antwoord op heeft, en het diep overdenkt, wordt depressief. Geen wonder dat groenen zoals Greta Thunberg daar ook effectief last van krijgen.
Filosofisch-spirituele vertwijfeling
Misschien geeft de filosofie een antwoord? De filosofie van Descartes bracht ons zijn dualisme: materie en geest zijn twee verschillende entiteiten. Maar hij kon er zoals bekend zelf geen bevredigende oplossing bedenken over hoe beide op elkaar inwerken. Roger Scruton merkte in zijn ‘A Short History to Modern Philosophy’ op dat uit die vraag de moderne filosofie is geboren, waarop nog steeds geen echt antwoord is gekomen: materialisten dachten bijvoorbeeld met alleen materie verder te kunnen, idealisten vonden dat alles geest was, beide wegen én andere brachten nooit een bevredigend resultaat. Ziedaar een bron voor eeuwigdurend gefilosofeer zonder einde, maar, voor de gevoelige zieltjes, ook vertwijfeling.
Deze vertwijfeling zonder einde werkt door: als er geen God is, waarop moet de moraal dan geworteld worden? Atheïstische denkers hebben daar verschillende oplossingen voor geformuleerd. Volgens het relativisme is de moraal een uitvinding van de mens, en dus niet absoluut. Maar wie van deze relativisten durft de lijn van die gedachte werkelijk door te trekken door te beweren dat de Holocaust geen pikzwarte bladzijde was van de geschiedenis? Pas op, zo bestaan er wel.
Op die vertwijfeling groeide onder meer het communisme en groeien nog steeds verschillende dysfunctionele moderne bewegingen. Bepaalde groene denkers maken het in feite nog veel bonter dan de Holocaust-relativist, door te besluiten dat de gehele mensheid moet verdwijnen (zoals gedocumenteerd door Godefridi in bovenvermeld boek). Andere groenen zijn humaner, en geven ons het recht om nog wel te leven – altijd op onze tellen passend om voortdurend het milieu te ontzien, als een boze godheid waarvoor je je onwaardig leven moet offeren.
De christelijke spiritualiteit is humaan en groen
Het traditionele christendom heeft al die problemen eigenlijk niet. De Big Bang staat in de bijbel. En de mens wordt dan wel hoger geacht dan planten en dieren, niettemin krijgt hij de verantwoordelijkheid hierover en is het niet de bedoeling dat hij er om het even wat mee doet.
Ondanks de nietigheid van de mens wordt hij toch gekoppeld aan iets groots en eeuwigs. De hier vermeldde bronnen van moderne vertwijfeling zijn hier zo alle kortgesloten. Het mag wel gezegd worden dat veel christenen deze traditionele opvattingen niet meer delen, en zich zo toch nog kwetsbaar maken voor de moderne vertwijfeling.
Kortom, de christelijke cultuur gaf ons een wereldbeeld dat voor vaste grond zorgde: de mens is weliswaar beperkt, maar staat ten dienste van het absolute en dus eeuwigdurende. Dit geeft plaats voor een diep en liefdevol humanisme. In de plaats daarvan brengt het ecologisme ons losse grond: de mens zien ze dan ook als beperkt, maar moet zich onderwerpen aan moeder Aarde. Door de vertwijfeling van de zeer tijdelijke mensheid klampen ze zich vast aan de Aarde – in feite maar iets minder tijdelijk. En de moraal zelf, die wordt in hun maakbare programma onderworpen aan de menselijke nukken. Of beter gezegd, aan de nukken van de ecologisten. Met alle gevolgen van dien, als we ze aan zet laten.
***
0 reacties :
Een reactie posten