Natuurlijk was opkomst laag. Rijk heeft gemeenten uitgekleed

Datum:
  • donderdag 17 maart 2022
  • in
  • Categorie:
  • D66-leider Sigrid Kaag noemde een eventuele hogere opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen ‘winst voor de democratie’. Maar de opkomst werd lager. Heeft de democratie dan verloren? Nee. De lokale democratie is de afgelopen decennia grotendeels uitgekleed. Geen wonder dat burgers dan niet komen stemmen, schrijft Jelte Wiersma.

    17-3-2022


    Zo’n 50,5 procent van de kiesgerechtigde Nederlanders is opgekomen voor de gemeenteraadsverkiezingen van deze week. Dat is een beetje lager dan in 2018 (55 procent) en 2014 (54 procent). Die lage opkomst is geen drama. Uiteraard zou het mooi zijn geweest als alle stemgerechtigden zich hadden geuit. Hoe klein de marges soms ook zijn, er valt altijd iets te kiezen. En wie niet opkomt, doet zichzelf tekort. Hij of zij laat na om uiting te geven aan de eigen opvattingen en die om te zetten in democratische macht.

    Nationale democratie springlevend

    Desondanks is het niet nodig, zoals Kaag deed, om te zeggen dat bij een lagere opkomst dan in 2018 de democratie heeft verloren. Nederlanders komen voor Tweede Kamerverkiezingen massaal op. Structureel stemmen dan vier op de vijf burgers, wat neerkomt op een van de hoogste opkomsten ter wereld. En telkens melden zich voor Tweede Kamerverkiezingen massaal nieuwe partijen, die geregeld ook worden verkozen. De – nationale – democratie is springlevend.

    De lokale democratie is dat niet. Decennialang zijn gemeenten door opeenvolgende regeringen met vooral VVD, CDA, PvdA en D66 gedwongen geweest om te fuseren met buurgemeenten. Oude gemeenten, met vaak prachtige historische namen, werden weggevaagd ten bate van fusievehikels met namen als Súdwest-Fryslân (Zuidwest-Friesland) en Hollands Kroon. Nauwelijks een burger die zich daarin herkent. Telde Nederland in 1900 nog 1.121 gemeenten, nu zijn het er nog maar 345. Zwitserland telt ruim 2.000 gemeenten, België 581. Dat marcheert prima.

    Bestuurskrachtfabeltje

    Het idee was telkens dat grotere gemeenten meer bestuurskracht hebben. Meer en meer gespecialiseerde ambtenaren zouden steeds complexere taken kunnen uitvoeren. En ook nog goedkoper. Nou, goedkoper is het nooit geworden. En van die bestuurskracht is lang niet altijd sprake. Sterker nog, ook fusiegemeenten werken volop samen in regionale samenwerkingsverbanden met andere gemeenten. Bijvoorbeeld om de afvalophaal samen te organiseren of de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) uit te voeren. In deze samenwerkingsverbanden worden belangrijke beslissingen genomen, maar uit het zicht van de burger en vaak ook buiten het zicht en de macht van de gemeenteraad.

    Gemeenten zijn uitvoerders

    De lokale democratie is verder gemankeerd geraakt doordat opeenvolgende kabinetten uitvoeringsorganisaties zijn gaan maken van de gemeenten. De Haagse wens om lokaal meer bestuurskracht te organiseren, was vooral om allerlei wettelijke verplichtingen over de schutting te kunnen kieperen. Dat ging zo. Regering en Tweede Kamer hadden zichzelf een verplichting opgelegd, maar kwamen geld tekort om die uit te voeren. Eureka! Maak de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van nationale wetten, geef hun daarvoor minder geld dan Den Haag uitgaf, en het probleem verdwijnt vanzelf. Zo ging het met de jeugdzorg en de WMO onder Rutte II.

    Democratie

    Lees ook de column van Geerten Waling: Democratie moet weer van burgers worden

    Colleges van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad konden geen kant op. Zij moesten zich aan de wet houden. En een fiscaal instrument om de Haagse gaten te vullen, hebben gemeenten maar heel beperkt. In de praktijk ligt vaak zo’n 80 procent van een gemeentelijke begroting vast voor door Den Haag verplichte uitgaven.

    Weinig te kiezen

    Wat valt er voor de burger dan nog te kiezen? Het mag niet verbazen dat burgers dan niet opkomen. Het is niet dat zij niet willen. Zij willen wel als ze weten dat hun stem telt. Zie de opkomst bij Tweede Kamerverkiezingen. Maar op gemeentelijk niveau is hun stem niet zoveel meer waard. Hun stem was ooit waardevoller en de opkomst daardoor ook hoger – bijna net zo hoog als bij Tweede Kamerverkiezingen – toen er nog meer gemeenten waren, die ook zelfstandiger konden beslissen over lokale aangelegenheden.

    Tevreden burger

    Ook kun je constateren dat kennelijk veel burgers wel tevreden zijn over de uitvoeringsinstantie die hun gemeente is. Het vuil wordt opgehaald, de stoeptegels liggen recht en de straat wordt geveegd. Dat is op orde. Alleen als er een grote kwestie speelt waarover de gemeente gaat – bijvoorbeeld de vergunningen voor bouwprojecten, wel of geen nieuw theater, wel of geen nieuwe sportvelden – schiet de opkomst vaak meteen omhoog.

    Burgerlijk gevoel voor macht

    Burgers voelen perfect aan of hun stem iets waard is of niet, of die stem wordt omgezet in democratische macht of niet. Als dat wel zo is, komen ze massaal op, zo niet, dan is de opkomst laag. Dat is allerminst dramatisch.

    Wie de lage opkomst een probleem vindt, zoals Kaag, weet wat hem of haar te doen staat: de lokale democratie revitaliseren door kleinere gemeenten te herstellen en ze macht te geven. Kaag is naast D66-voorvrouw ook minister van Financiën. Zij zit aan de knoppen. Niets let haar om voor te stellen de lokale democratie te revitaliseren.

    ELSEVIER

     


    0 reacties :

    Een reactie posten