Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt hield vorige week in Gouda een gloedvol betoog over de bijzondere grondslagen van Nederland sinds 450 jaar: de koppeling van soevereiniteit en legitimiteit. Het is ronduit wrang dat juist deze principiële protagonist van de democratie als afsplitser in de Kamer zwaar wordt benadeeld, schrijft Geerten Waling.
18-3-2022
In deze vluchtige tijden, waarin de ene crisis volgt op de andere, is het zoeken met een vergrootglas naar momenten van bezinning. Naar oude principes, die kunnen dienen als leidsnoer in het licht van een onzekere toekomst. Dat maakte de eerste François Vranckenlezing, die vorige week vrijdag onder auspiciën van de Mandeville Academie werd gehouden in de Sint-Janskerk in Gouda, een regelrechte verademing.
Dat de Goudse burgemeester van SGP-huize, de jeugdige Pieter Verhoeve, in zijn welkomstwoord gloedvol sprak over de vormende ideeën van Gouda’s grootste denkers – Erasmus, Coornhert en Vrancken – was geen verrassing. Zeker niet in het jaar waarin zijn stad haar 750-jarige bestaan viert en ook actief deelneemt aan de landelijke herdenking van 1572. Dat was het moment, nu 450 jaar geleden, waarop de Nederlandse Opstand een vrijheidsstrijd werd die, uiteindelijk in 1588 en mede door toedoen van diezelfde Goudse jurist Vrancken, uitmondde in een onafhankelijke Nederlandse Republiek.
Omtzigt vecht nu als eenzaam ‘lid’ door in ’s lands vergaderzaal
Opzienbarender was dat vervolgens een katholieke econometrist uit Twente daar in Gouda de staatkundige fundamenten van dat zelfstandige Nederland al even principieel uiteenzette en wist te verbinden met de problemen in het heden. Ik heb het dan over Pieter Omtzigt, het Tweede Kamerlid dat werd verkozen op de lijst van het CDA maar na een roemrucht conflict met zijn partij nu als eenzaam ‘lid’ doorvecht in ’s lands vergaderzaal.
Lees ook het interview met oud-minister Onno Ruding: ‘Rutte rent achter de bal aan. Dat vind ik geen leiderschap’
Zo stelde Omtzigt in zijn François Vranckenlezing terecht dat Nederland in de zestiende eeuw helemaal niet is ontstaan uit een ‘nationale beweging’, maar uit een principiële strijd om ‘soevereiniteit en legitimiteit’: twee zaken die ‘onverbrekelijk met elkaar samenhangen’. Omtzigt: ‘Een soeverein kan alleen soeverein zijn, als hij zijn soevereiniteit in het belang van zijn onderdanen uitoefent, hen beschermt, hen niet onderdrukt.’
Ook in onze tijd is het, volgens Omtzigt, de uitdaging om te zorgen ‘dat de beslissingsmacht daar ligt waar er controle is en transparantie, waar er verantwoording wordt afgelegd, waar er voldoende waarborgen zijn dat deze macht in het algemeen belang wordt uitgeoefend, zodat er echt krachtdadig bestuur tot stand komt.’
Wrang dat Omtzigt inmiddels een parlementaire paria is geworden
Juist daar ging het mis in de afgelopen jaren, met het Toeslagenschandaal als zichtbaar dieptepunt, maar ook als topje van de ijsberg. Naast de ‘Rutte-doctrine’ van het niet willen delen van intern overleg tussen ambtenaren en hun adviezen aan ministers, ontwaart Omtzigt in de gepubliceerde notulen van de ministerraad over het Toeslagenschandaal ook een ‘Ollongren-doctrine’. Deze toenmalige minister van Binnenlandse Zaken gaf aan de uitvoeringsorganisaties ‘op afstand (te) willen plaatsen’, zodat de verantwoordelijke bewindspersonen niet ‘voor ieder incident naar de Tweede Kamer worden geroepen’. Ook die doctrine werd usance onder Rutte-III en geldt evengoed onder Rutte-IV.
Lees dit omslagverhaal terug: Hoe ongrijpbare lastpak kon uitgroeien tot CDA-topscorer
Er zijn weinig politici die, zoals Pieter Omtzigt, een coherent en urgent pleidooi weten te houden waarin zij de grondslagen van Nederland uit de zestiende eeuw weten te verbinden met de vele pijnpunten in het huidige overheidsbeleid. Dat maakt het des te wranger dat diezelfde Omtzigt inmiddels een parlementaire paria is geworden. Als afsplitser in de Tweede Kamer krijgt hij slechts de helft van de spreektijd en een kwart van het budget van andere eenmansfracties – en telt zijn stem niet mee in Kamercommissies.
Over de echte problemen gaat het niet in de Kamer
Intussen debatteert de Tweede Kamer amechtig over parlementaire omgangsvormen: mag een Kamerlid een minister ‘knettergek’ noemen, of alleen diens beleid? Maar over de echte problemen gaat het niet, zoals de wens van het vorige kabinet om, in datzelfde Toeslagenschandaal, bepaalde Kamerleden te ‘sensibiliseren’. Of om überhaupt de Tweede Kamer te laat, onvolledig en zelfs verkeerd te informeren.
Als er in de roerige Nederlandse geschiedenis al één constante is, dan is het dat de soevereiniteit van de macht nooit losstaat van legitimiteit. Cruciaal daarbij zijn controle en transparantie. Daarom is het buitengewoon zorgwekkend dat juist de volksvertegenwoordiger die aan die grondslagen recht probeert te doen, dat eenzame ‘lid-Omtzigt’, in de Tweede Kamer zozeer wordt dwarsgezeten en gemuilkorfd.
ELSEVIER
0 reacties :
Een reactie posten