Vrijwel dagelijks gaat het over de risico’s van PFAS.
Deels terecht, want deze stoffen zijn nauwelijks afbreekbaar. Maar allemachtig, wat wordt het risico overdreven. Als iemand 0,0000007 procent PFAS in zijn bloed heeft, wordt gesproken van een ‘verwoest Arcadië’. Kom op zeg, wees voorzichtig met grote woorden als ‘gif’, schrijft Simon Rozendaal.
Bij wijze van proef lees ik een week Het Financieele Dagblad en gelijk in de eerste krant een groot verhaal over PFAS. In dezelfde week meldt schrijfster Mariët Meester in NRC dat je tegenwoordig snel en betaalbaar naar het Spaanse Malaga kunt treinen. Aardig artikel, met als kanttekening dat het ook weer over PFAS gaat.
Er valt niet aan te ontkomen. Overal is PFAS en PFAS is overal.
Omstreden maanreizen hadden wel degelijk economisch nut
Simon Rozendaal schreef eerder over PFAS: Idiote angst voor piepklein beetje PFAS
Toch is de substantie in kwestie al behoorlijk oud. Zo’n veertig jaar geleden werd gezegd: we gingen naar de maan en kwamen terug met de Tefalpan. Daarmee werd bedoeld dat de destijds omstreden maanreizen wel degelijk economisch nut hadden. Teflon, van de pannen die niet kunnen aanbakken, was de bekendste ‘spin-off’. De maanlander bevatte zo’n 100 kilo: als hitteschild, isolatiemateriaal en in de ruimtepakken van Neil Armstrong en co.
Teflon (polytetrafluoretheen) was de voorloper in een reeks die nu wordt aangeduid als PFAS (poly- en perfluoralkylstoffen). De aanwezigheid van fluor is cruciaal. De chemische binding tussen koolstof en fluor is sterk en dat is een van de redenen waarom moleculen met zowel koolstof als fluor water-, vet- en vuilafstotend zijn en dus overal worden gebruikt.
Omdat de liefde tussen koolstof en fluor zo hartverwarmend is, breekt PFAS moeilijk af. In die zin zouden deze chemicaliën ‘duurzaam’ kunnen worden genoemd, ware het niet dat dit begrip tegenwoordig een andere betekenis heeft gekregen.
PFAS verteert dus moeilijk en hoopt zich op in de natuur en het lichaam. Vandaar de huidige verontrusting, die tot op zekere hoogte natuurlijk begrijpelijk is, ware het niet dat de maatvoering afwezig is.
Zo had de Volkskrant een reportage over ene Piet Scheerders uit Paal, aan de Westerschelde. Het ging over een ‘verwoest Arcadië’ en een ‘milieuramp’ door PFAS, geloosd door 3M in het Belgische Zwijndrecht. Scheerders heeft vijftig jaar gevist, maar durft niet meer. ‘Er zit gif in de stroom. In de vis. In hemzelf.’
In Scheerders bloed zit pakweg 0,0000007 procent PFAS
Lees ook deze column van Simon Rozendaal: En weer draait Paracelsus zich om in zijn graf
Nou, nou, nou. Paracelsus (dosis sola facit venenum – alleen de hoeveelheid bepaalt of iets giftig is) draait zich om in zijn graf. Bij Scheerders was 7,58 microgram PFAS per liter bloed aangetroffen. Laten we dat proberen uit te drukken in een verhouding die iedereen begrijpt, procenten. Een microgram is een miljoenste gram, het gewicht van een liter bloed varieert weliswaar maar is altijd meer dan 1.000 gram. In zijn bloed zit dus pakweg 0,0000007 procent PFAS.
Zes nullen achter de komma, dat is drie keer niks. En natuurlijk is het wenselijk als er nog minder zou zitten in het bloed van omwonenden bij de 3M-fabriek in Zwijndrecht en die van Chemours in Dordrecht, maar kom op, deze mensen hebben zo weinig PFAS in hun bloed dat journalisten behoedzaam moeten zijn met grote woorden als ‘gif’. Voordat je het weet veroorzaakt de stress (‘help, mijn lijf zit vol gif’) meer gezondheidsschade dan het ‘gif’ zelf.
Onze voorouders leefden in zalige onwetendheid
In het organisch-chemisch laboratorium van de TU Delft heb ik ooit moleculen bestudeerd met zowel koolstof als een zusje van fluor in de familie der halogenen (broom), dus permitteer me een kleine scheikundige excursie, waarde lezer. Naarmate de liefde tussen de atomen in een molecuul hechter is, zal zo’n substantie minder vaak vreemdgaan. Zulke stoffen zijn tamelijk inert. Wellicht dempen de PFAS’sen ons afweerstelsel, zoals nu wordt gedacht, maar erg toxisch zijn ze niet.
Dat we nu zoveel meer met PFAS bezig zijn dan toen Armstrong in zijn Teflonpak over de maan hupte, komt overigens door de meetrevolutie. Vijftig jaar geleden sprongen analytisch chemici al een gat in de lucht als ze een ppm (part per million, 0,0001 procent) konden aantonen, tegenwoordig is de apparatuur zo geraffineerd dat we microgrammen en nanogrammen meten.
Natuurlijk zijn synthetische chemicaliën als PFAS een vingerafdruk van de industriële samenleving, maar in de prehistorie en Middeleeuwen zaten er waarschijnlijk ook al moeilijk afbreekbare substanties in de natuur en in het bloed, en dan ook nog eens in grotere hoeveelheden. Alleen konden onze voorouders dat toen nog niet meten. Ze leefden in zalige onwetendheid.
14 feb 20222022 ELSEVIER
0 reacties :
Een reactie posten