Nemadji Trail Energy Center.










Auteur: Joseph A. Morris

Vertaling: Martien de Wit.

Het Hof van Beroep van Minnesota heeft gisteren een uitspraak gedaan in een zaak over nutsbedrijven-regelgeving die het gevolg was van een administratieve herziening en betrekking had op een aardgascentrale van 525 MW in Superior, Wisconsin (aan de uiterste westkant van Lake Superior, aan de overkant van de St. Louis-rivier van Duluth, Minnesota), die bekend is als het Nemadji Trail Energy Center (NTEC).

Minnesota Power en een onderneming uit Wisconsin, South Shore Energy, LLC, stellen voor de centrale te bouwen en de helft van haar stroomopbrengst te kopen (voor wederverkoop).  Volgens de wet van Minnesota is een vergunning vereist van de Public Utility Commission van de staat in het kader van een proces dat wordt beheerst door een norm van “openbaar belang”.

Milieu-extremistische tegenstanders van de centrale hebben de vergunningsaanvraag aangevochten met het argument dat investeringen in ‘hernieuwbare’ energiebronnen beter zouden zijn voor het algemeen belang dan dit project met fossiele brandstoffen.  De commissie heeft hoorzittingen gehouden en de zaak in het voordeel van Minnesota Power beslecht.  Tegen het besluit van de commissie werd beroep aangetekend bij het Hof van Beroep van Minnesota, waar gisteren uitspraak werd gedaan.  Een kopie van de voorlopige uitspraak van het hof, uitgesproken door een unaniem panel van drie rechters, is bijgevoegd als pdf-bestand.

De rechtbank oordeelde:

Het dossier … ondersteunt de conclusie dat NTEC het algemeen belang beter dient dan alternatieven voor hernieuwbare energiebronnen.  Zoals hierboven besproken, hebben Minnesota Power en het departement uitgebreide bewijzen en analyses overgelegd waaruit blijkt dat de overgang van steenkool naar intermitterende hernieuwbare energiebronnen ten koste gaat van de betrouwbaarheid en de afhankelijkheid van de energiemarkten kan doen toenemen, waardoor de kosten stijgen.  Hun analyses toonden ook aan dat NTEC aan deze bezwaren tegemoet komt door een betrouwbaardere en goedkopere (inclusief milieukosten) energiebron te bieden dan de gelijkwaardige hernieuwbare energiebronnen.

Kortom, de rechtbank was van oordeel dat, gezien de huidige stand van de relevante wetenschap en technologie, stroomopwekking met aardgas “een betrouwbaardere en goedkopere (inclusief milieukosten) energiebron vormt dan de vergelijkbare hernieuwbare energiebronnen”.

Het bewijsmateriaal dat aan de beschikking ten grondslag lag, omvatte getuigenissen van deskundigen waaruit bleek dat “wind- en zonne-energiecapaciteit zich niet altijd in beschikbare energie vertalen omdat deze bronnen onvoorspelbaar en oncontroleerbaar zijn – de wind waait niet altijd en de zon schijnt niet altijd”.

Het bewijsmateriaal ging verder in op de gevolgen van deze feiten over wind- en zonne-energiebronnen, met inbegrip van de economische en sociale schade die wordt toegebracht door hun onbetrouwbaarheid en de milieuschade die kan worden veroorzaakt door kortetermijnoplossingen die vaak nodig zijn om ze te vervangen tijdens hun intermitterende periodes van ontoereikendheid.

Over één ding ben ik verbijsterd.  De rechtbank die de beslissing heeft genomen, heeft deze bestempeld als “non-precedential“, wat betekent dat de beslissing, volgens de regels van Minnesota voor civiele geschillen, niet mag worden geciteerd in andere zaken in Minnesota.  (Dat betekent echter niet dat de beslissing niet kan worden geciteerd en grondig kan worden besproken buiten de processtukken van Minnesota, zoals in kranten en wetenschappelijke literatuur.)

Regels die voorzien in het aanmerken van sommige uitspraken, naar goeddunken van de beslissende rechter, als “non-precedential“, vind ik bijzonder vervelend.  Dergelijke regels zijn de laatste decennia wijdverbreid onder Amerikaanse en andere algemene rechtssystemen.

Naar mijn mening heeft een rechter geen bijzonder inzicht in de vraag of het resultaat van zijn werk al dan niet waarde heeft buiten de grenzen van de zaak waarover hij heeft beslist en of het al dan niet een bredere toetsing verdient.

De twee rechtvaardigingen die traditioneel voor dergelijke regels worden aangevoerd, zijn (a) de beslissing is niet nieuw en (b) de gedrukte wetboeken vallen van de planken en de gedrukte bladzijden mogen niet worden ingenomen met doctrinaire overbodigheid.


Mijn tegenargumenten zijn (a) de beslissende rechter kan niet altijd zeggen wanneer een nuance in zijn beslissing het kompas van de rechtsleer beïnvloedt en bovendien is het vaak nuttig om te verwijzen naar consistentie in de interpretatie en toepassing van een regel, vooral wanneer deze op een onbekend toekomstig tijdstip wordt aangevochten; en (b) meer en meer rechtsuitgaven migreren naar digitale media en er steeds minder strijd is om schapruimte in de juridische bibliotheken.

In ieder geval is de beslissing van het Hof van Beroep van Minnesota een overwinning van het gezond verstand en van de wetenschap op de politiek die zich vermomt als wetenschap.

***

Bron hier.