Wetswijziging vanaf 1 april 2021
INBOEDEL NA ONTRUIMING ZAAK VAN GEMEENTE
Vanaf 1 april worden gemeenten verantwoordelijk voor de afvoer en opslag van inboedels van woningen die zijn ontruimd. Nu is daar wettelijk nog niets voor geregeld waardoor boedels vaak op straat achter blijven. Gerechtsdeurwaarders zijn blij met de wetswijziging, de gemeentekoepel niet.
Zo’n vijftienduizend keer per jaar bepaalt een rechter dat een huurovereenkomst moet worden ontbonden en de woning moet worden ontruimd. Doorgaans omdat de huur minstens drie maanden niet is betaald, er sprake is van illegale inwoning, een wietkwekerij in huis is gevestigd of omdat de bewoner te veel overlast veroorzaakt. De huurder moet dan vertrekken. Doet hij dat niet vrijwillig, dan komt de deurwaarder het vonnis ‘ten uitvoer leggen’. Die zet de bewoner en de inboedel op straat – en daar beginnen de problemen. Want wat moet er met die spullen gebeuren?
Wetswijziging
Een wetswijziging verschaft duidelijkheid: vanaf 1 april 2021 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de inboedel die na een woningontruiming op straat belandt. Zij moeten zorgdragen voor afvoer, opslag, teruggave, verkoop en eventueel vernietiging ervan. De deurwaarders zijn blij met deze nieuwe regeling, want nu weet iedereen waar die aan toe is, zegt Wilbert van de Donk, tot voor kort voorzitter van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG). Wat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) betreft had de wet niet hoeven te worden gewijzigd, omdat ze – aldus een woordvoerder – nooit signalen van gemeenten heeft ontvangen waaruit bleek dat er problemen waren met ontruimingen. ‘Dat zal zo zijn’, zegt Sjef van der Putten, vicevoorzitter van de KBvG, ‘deurwaarders, verhuurders en ontruimde partijen zien deze problemen elke dag.’
Container of vuilniswagen?
Bij ontruimingen die worden doorgezet, is het pand vaak verlaten als de deurwaarder aanbelt. De huurder is met de noorderzon vertrokken, in het huis staan nog wat spullen zonder waarde. De wet is duidelijk: de deurwaarder moet na een gerechtelijk vonnis de zaak ontruimen. ‘Hoe dat moet gebeuren was echter niet geregeld’, zegt Sjef van der Putten. Van de Donk schetst drie strategieën die gemeenten nu hanteren. Eén: de gemeente verbiedt dat zaken op straat worden gezet en gelast de verhuurder – op straffe van een dwangsom – om de spullen zelf in een container op te slaan en af te voeren. Dat is preventieve bestuursdwang. Twee: de gemeente tolereert niet dat de spullen op de openbare weg staan, laat een container komen waarmee de spullen worden afgevoerd en opgeslagen, en verhaalt die kosten op de verhuurder. En drie: ‘De meest irritante optie’, zegt Van der Donk: de gemeente wacht gewoon af. ‘Ik heb meegemaakt dat er ’s ochtends een ontruiming was en pas aan het eind van de dag de gemeente eens kwam kijken.’
Grote verschillen
Ondanks de convenanten die her en der zijn gesloten tussen gemeenten en woningcorporaties, ziet Van de Donk grote verschillen in de gemeentelijke praktijk. ‘De ene gemeente huurt zelf een container, de andere gemeente doet niets, een derde stuurt een taxateur om te bepalen hoeveel de inboedel waard is. Want komt dat onder een bepaalde drempel, dan komt er geen container maar een vuilniswagen.’
Verhuisploeg
Het was tot de jaren ’90 staande praktijk dat gemeenten zich ontfermden over de ontruimde inboedel, maar vanaf toen zijn gemeenten meer en meer hun handen ervan af gaan trekken. Uit een onderzoek van de KBvG van tien jaar geleden bleek dat 36 procent van de gemeenten zei: wij bemoeien ons er niet mee. ‘Dus 64 procent deed het toen nog wel, maar dat percentage is inmiddels gedaald.’
Eén aanspreekpunt
Na 1 april 2021 is er op straat geen discussie meer over wat er met de inboedel moet gebeuren. Van de Donk: ‘De huurder die in de drukte van de ontruiming zijn fotoalbum of medicijnen vergeet, heeft na de ontruiming één aanspreekpunt om emotionele of urgente zaken terug te halen. Hij kan ze krijgen als hij de kosten van afvoer en opslag heeft betaald. Nu loopt dat vaak via de verhuurder: die zal de spullen pas afgeven als die kosten zijn betaald én de huurachterstand. Die discussies zijn passé.’ De kosten die de gemeente maakt worden in rekening gebracht bij de opdrachtgever (vaak de woningcorporatie) en die verhaalt ze weer op de huurder als executiekosten. Kan deze niet betalen, dan is dat voor risico van de verhuurder en niet voor de gemeente.
Lees het volledige artikel in Binnenlands Bestuur nr. 6 van deze week (inlog)
BINNENLANDS BESTUUR
0 reacties :
Een reactie posten