Wij mensen moeten serieus gaan minderen met fossiele brandstoffen, maar we pakken dat in Nederland en in de wereld niet goed aan.
Door MAARTEN VAN ANDEL 31-10-2020
Ik beschouw het huidige energie- en klimaatbeleid overwegend als een groene illusie. Tegelijkertijd schuilt in de onmacht en ineffectiviteit van het huidige beleid een groene kans.
We kunnen nagaan wat niet werkt, onze stelligste overtuigingen bijstellen, onze trots inslikken, lering trekken en dingen gaan doen die mogelijk wel werken. Hoe beter we onderkennen wat niet werkt, hoe groter de kans wordt dat we dingen zullen ontdekken die wel werken. De enige echte fout die we kunnen maken, is niet leren van dingen die niet blijken te werken en daarmee blijven doorgaan.
Afbrokkelend klimaatbeleid
Mijn doel is om met informatie, analyses en kritische vragen de kwaliteit van het publieke energie- en klimaatdebat te verhogen, en dat debat te bevrijden van dogma’s, heilige huisjes en verouderde inzichten. Die beletten ons om te leren van de dingen die niet blijken te werken. We zullen toe moeten naar een nieuw en effectiever niveau van energie en CO2 besparen. De huidige vier niveaus die we om ons heen zien volstaan namelijk niet:
- Ik leef gewoon mijn leven, het zal allemaal wel loslopen
- Ik doe wat ik moet doen, en probeer er zo mogelijk geld aan te verdienen
- Ik doe mijn best, maar het moet wel betaalbaar blijven
- Ik ga ervoor, en volg het klimaatbeleid
In dat klimaatbeleid zijn in de afgelopen twee jaar drie belangrijke pijlers al verzakt of ingestort: Biomassa is niet duurzaam (aldus onder meer Milieudefensie, wetenschappers), waterstof bespaart geen CO2 (aldus onder meer de Europese Commissie), en met zon en wind gaan we het niet redden (aldus ook de Tweede Kamer). Het kan zijn dat er nog meer pijlers van het huidige klimaatbeleid gaan afbrokkelen, zoals elektrische auto’s, biobrandstoffen en aardgasloze huizen en gebouwen.
Een nieuw niveau van energie en CO2 besparen
Ik wil daarom een vijfde niveau van energie en CO2 besparen toevoegen:
- Ik onderzoek kritisch wat werkelijk CO2 bespaart, en richt me daarop
Mijn nieuwe boek De Groene Kans biedt volop informatie en houvast om op dit vijfde niveau te komen. Niet altijd politiek correct, wel altijd onderbouwd en verifieerbaar. Een belangrijk thema daarin is ketenbenadering.
Ketenbenadering is een gangbare methodiek in bedrijven en instellingen. Het houdt in dat je niet alleen kijkt naar je eigen activiteiten in je eigen organisatie, maar ook naar wat er daarvoor en daarna gebeurt. Zo heeft het bijvoorbeeld weinig zin om zelf een heel energiezuinig productieproces te hebben als daarvoor onderdelen nodig zijn die bij je leveranciers heel veel energie kosten om te maken. Ketenbenadering verschaft inzicht in je hele aanvoer-, doorvoer- en afvoerketen, en maakt het mogelijk om die totale keten samen met je ketenpartners integraal te optimaliseren.
Van hokjesdenken naar ketendenken
Rekening houden met het totale energieverbruik in de transport- en productieketen van een product dat je koopt, is een voorbeeld van ketenbenadering. Dan blijkt je consumptiegedrag hoog te scoren in je persoonlijke CO2-voetafdruk, en dus ook dat je heel veel energie en CO2 kunt besparen door langer met bestaande spullen te doen.
Als we geen ketenbenadering toepassen, en alleen maar naar ons eigen huis, bedrijf, dorp of land kijken, houden we onszelf in feite voor de gek. Ketenbenadering is onontbeerlijk voor het maken van effectief integraal energiebeleid, maar helaas schort het daar nog ernstig aan.
Enkele voorbeelden van tekortkomingen op dit gebied:
- Inductiekookplaten, warmtepompen en elektrische auto’s stoten zelf geen CO2 uit, maar verhogen wel het nationale elektriciteitsverbruik. De nationale elektriciteit wordt voor 11 procent opgewekt door zon en wind, voor 4 procent door kernenergie en overige, en voor 85 procent door verbranding van fossiele en hedendaagse biomassa. Ik vind het dan ook misleidend om elektrische energieverbruikers schoon en zelfs emissievrij te noemen. De Verenigde Naties vinden dit ook, en waarschuwen nadrukkelijk voor de rampzalige milieueffecten van de groei van elektrisch rijden.
- De CO2 die vrijkomt bij verbranding van hedendaagse biomassa wordt niet meegeteld in de nationale uitstoot. Hiervoor wordt het ketenargument aangevoerd dat die CO2 wordt opgenomen door de aanplant van nieuwe bomen en gewassen, maar hierbij wordt niet meegerekend dat die opname 30 tot 50 jaar duurt. Iets wat je in minuten verbrandt, kun je niet vergelijken met wat tientallen jaren kost om te groeien. Tegelijkertijd wordt ook de CO2-uitstoot in de keten van verbouwen, verwerken en over grote afstanden transporteren van biomassa niet meegenomen. De bomen die we in Nederland verstoken, komen niet van de Veluwe, maar uit Oost-Europa en Noord-Amerika. Dit is een voorbeeld van selectieve ketenbenadering, zo mogelijk nog erger dan geen ketenbenadering.
- De Waddeneilanden hebben als gezamenlijke ambitie om energieneutraal te zijn in 2020. Dat is mooi, maar de Waddeneilanden hebben geen datacenter, staalfabriek, olieraffinaderij of internationale luchthaven. De bewoners van de Waddeneilanden internetten, rijden, varen en vliegen echter wel. In een ketenbenadering moet je de daaraan gerelateerde energie en CO2-emissie ook toerekenen aan de Waddeneilanden. Anders zouden de gemeentes Amsterdam, IJmuiden, Rotterdam en Amstelveen, die al die energie-intensieve voorzieningen aanbieden voor miljoenen Nederlanders en buitenlanders, onterecht als milieuonvriendelijk te boek staan. Anders gezegd, als we verschillende gemeentes en ook landen willen beoordelen op CO2-neutraliteit, moeten we wel appels met appels vergelijken. Ketenbenadering biedt die mogelijkheid.
- Evenzo profiteren in een ketenbenadering alle landen van de EU en daarbuiten van de energie-intensieve Nederlandse (petro)chemie (Shell, DSM, Akzo-Nobel, Dow Chemical), de wereldhavens (Rotterdam, Schiphol), de land- en tuinbouw (groente, fruit, bloemen, melk, vlees), de datacenters (Google, Microsoft) en de hightechindustrie (Philips, ASML, VDL, DAF). Het vlakke, dichtbevolkte Nederland heeft geen waterkracht en weinig ruimte, maar kan voor duurzame energie profiteren van de dunbevolkte Scandinavische landen, die veel minder energie-intensieve bedrijvigheid hebben en wel veel ruimte en waterkracht. Elk land heeft kortom specifieke en elkaar aanvullende competenties en kenmerken als het om energieverbruik en -productie gaat. Dat maakt een simpele vergelijking tussen verschillende landen onzinnig, en de conclusie dat Zweden de meeste en Nederland de minste duurzame energie in de EU heeft een politiek artefact. Dat is lokaal hokjesdenken, geen integraal ketendenken.
Geen circulariteit zonder ketenbenadering
Wijzelf als burgers, onze gemeentes, provincies en staten zouden er goed aan doen om energiebeleid veel meer op ketenbenadering te baseren, en samen meer integrale regie op ketens te voeren. Als we die kans niet benutten, missen we belangrijke mogelijkheden en kunnen we zelfs tegen elkaar inwerken zonder dat we het doorhebben.
Bovendien is ketenbenadering essentieel om tot een circulaire samenleving te komen. Circulariteit is het ombuigen en sluiten van ketens (‘afval bestaat niet’), en dat kunnen we alleen doen als we onze ketens kennen, analyseren en herinrichten. Ketenbenadering als filosofie is niet ingewikkeld, en het begint bij inzicht verwerven in wat het inhoudt en waarom het belangrijk is. Dan ontdek je al gauw mogelijkheden. De details komen later wel.
0 reacties :
Een reactie posten