Zijn emeritaat aan de Vrije Universiteit Amsterdam ging dit voorjaar ongemerkt voorbij en dat steekt. Natuurlijk, de coronacrisis. Zijn afscheidsrede, de plechtige optocht van collega-hoogleraren, de receptie, het is allemaal doorgeschoven. Eerst tot september, inmiddels naar maart volgend jaar.
In hemdsmouwen zit Van Koppen, 67 jaar inmiddels, in de tuin achter zijn herenhuis in het centrum van Haarlem. Ontspannen, na een vakantie met zijn vrouw op de Friese wateren. En tegelijk onverminderd fel als het gespreksonderwerp zich ervoor leent. Zijn emeritaat betekent ook allerminst dat hij ermee stopt, neemt hij maar meteen een misverstand weg. „Het is gebruikelijk dat een hoogleraar nog maximaal vijf jaar doorwerkt. Bovendien ben ik tot eind van jaar nog hoogleraar aan de Universiteit van Maastricht.”
Met andere woorden Van Koppen blijft gewoon doen wat hij leuk vindt en waar hij goed in is: bewijs op waarde schatten. En alles wat daarbij komt kijken. Veel te weinig, naar zijn zin, wordt hij gevraagd als getuige-deskundige. „Kost me meestal niet al te veel tijd, omdat ik precies weet waar ik in een dossier naar moet kijken. De vraag bijvoorbeeld wat de waarde is van een herkenning door een getuige, daar ben ik in vier, vijf, zes uur wel uit.”
„Het ligt anders als het gaat om, nog een voorbeeld, de verhoren van tien misbruikte kinderen. Dan spelen ook factoren als suggesties, misverstanden. Het luistert nauw, de verhoren om een kind heen, met de ouders, verzorgers, juf. Maar ja, ik vraag het normale advocatentarief, dat wordt kennelijk vaak te duur gevonden.”
Lullige zaakjes
Zijn vader was advocaat in Haarlem, kantoor Van Koppen en Jager bestaat nog altijd. Niks voor hem, wist Peter van Koppen al snel. „Daarvoor heb ik te veel van dichtbij gezien. Voor een goedlopende praktijk moet je iets van tweehonderd zaken in behandeling hebben. Veruit de meeste zijn volslagen oninteressant. Dat geldt nu nog. Ook bekende strafrechtadvocaten ontkomen niet aan tal van lullige zaakjes. Daarnaast is opkomen voor de belangen van één persoon niets voor mij.”
Sterker, Van Koppen heeft bij voorkeur helemaal geen contact met verdachten. „Als wetenschapper wil ik afstand bewaren. Het gaat om het bewijs, daarvoor heb je zelden een verdachte nodig. Je kunt bevooroordeeld raken. Een aardige vent, die zal het wel niet gedaan hebben. Vind ik het een klootzak, dan is het natuurlijk eerder de dader.” Met stemverheffing: „De essentie van wetenschap is frank en vrij kunnen zeggen wat je bevindingen zijn.”
Dat kan erin hakken. Met twee collega’s deelde Van Koppen begin jaren negentig een ongekende dreun uit aan de rechterlijke macht met het bewust voor het grote publiek uitgebrachte boek ’Dubieuze Zaken’, ondertitel ’De psychologie van strafrechtelijk bewijs’. Conclusie: zelfs een rechter kan miskleunen.
„We wilden opschrijven welk bewijs in het Nederlandse strafrecht toelaatbaar is. Tot dan toe zag je de houding bij rechters: ’kom maar op, ik zie wel wat ik van het bewijs gebruik’. Het moest een empirisch boek worden, met echt materiaal. Dus vroegen we zo’n twintig strafrechtadvocaten om zaken waarbij ze twijfelden over de bewijsvoering. Een ander oordeel in hoger beroep, een onverwachte en niet terechte vrijspraak. We schrokken: er kwamen maar liefst 35 van dat soort zaken binnen.”
Juist als het bewijs haken en ogen heeft, is het zaak goed na te denken over logische scenario’s. Zo is het volgens Van Koppen ’evident’ dat de openlijk homoseksuele verzorger van een rijke weduwe haar niet om het leven kan hebben gebracht. Hoewel hij kort voor haar dood met haar trouwde in gemeenschap van goederen en dus veel erfde. „Zeer tegen de zin van haar zoon en dochter, die aangifte deden van moord.”
Rum
„Hij serveerde haar die laatste avond soep met een scheutje drank, zoals te doen gebruikelijk. Ze was al bedlegerig en had een slechte gezondheid door een combinatie van alcohol- en medicijngebruik. Er zou Surinaamse rum met 95 procent alcohol in de soep zijn gedaan. Zulke sterke rum bestáát helemaal niet. Verder waren er twee artsen die op de hoogte waren van de medicijnen die ze gebruikte en ook van elkaar wisten wat ze deden. Ze is gewoon aan ouderdom overleden. Ze was zeer gesteld op de man die haar verzorgde, hij had eerder ook haar echtgenoot verzorgd. Ze wilde hem geld nalaten. Een Amerikaanse vriendin adviseerde met hem te trouwen, omdat dat enorm scheelt in de te betalen successierechten.”
Alles overziend is volgens Van Koppen glashelder dat de verzorger in deze bekende moordzaak uit 1983 hooguit te verwijten valt dat hij die laatste avond geen huisarts alarmeerde. „Toch kreeg hij twee jaar gevangenisstraf en werd hij in hoger beroep veroordeeld voor moord. De Hoge Raad heeft inmiddels acht herzieningsverzoeken geweigerd. Telkens op grond van het voorliggende verzoek, níet kijkend naar het geheel.”
Beveiligde kamer
Niet alles wat hij of de door hem begeleide studenten onderzoeken is bingo. Zo was het de bedoeling dat ’Gerede Twijfel’, het door Van Koppen opgezette studentenproject, zich zou vastbijten in de Belgische Bende van Nijvel. Door een team van jonge knappe koppen onder zijn leiding, een dossier van drie miljoen pagina’s, in de beveiligde kamer op de vijftiende etage van de VU zouden de moorddadige Delhaize-overvallers alsnog worden ontmaskerd. Zoals Gerede Twijfel vaker zaken opheldert, telkens verwoord in onthullende boekjes met intrigerende titels als ’De PlayStation-moorden’, ’De dansende dader’, ’Het likkende hondje’ en ’De gescheurde nagel’.
Met de Bende van Nijvel werd het niks. „De Belgen willen niet dat ’die Hollanders’ de zaak oplossen.” Met spijt in zijn stem: „Ik had een plan gemaakt hoe we het zouden aanpakken. Ze besloten toch zelf weer een poging te wagen. De recherche moddert nu gezellig door.”
Terwijl een frisse blik wonderen had kunnen doen, daarvan is Van Koppen heilig overtuigd. „Belgen geloven in complottheorieën. Sprak ik een Belgische journalist over de zaak, dan was het steevast: ’We weten toch al dat de rijkswacht erachter zat?’ Ja hoor. De compositietekening waar die rijkswachter die zijn aandeel op zijn sterfbed opbiechtte op lijkt, is onder hypnose gemaakt. Verhoren onder hypnose zijn sowieso flauwekul.”
Hop, weer een paar boude uitspraken op rij. Toch ziet Van Koppen zichzelf niet als verbale houwdegen. Met een grijns: „Ik ben soms juist heel genuanceerd.” Hypnotiseren van getuigen, doceert hij, is onbetrouwbaar omdat mensen erdoor in een andere bewustzijnstoestand worden gebracht. „Vaak na al zes eerdere verhoren en beïnvloed door berichten in de media, want als hypnose wordt gebruikt gaat het om spectaculaire zaken. Dan kan wat je van een ander hoorde heel goed worden ervaren als eigen waarneming.”
Ongenadig
Prutswerk van de politie, gerechtelijke dwalingen en zelfs aantoonbaar liegende officieren van justitie en advocaten-generaal, Van Koppen legde het ongenadig bloot. Onder meer bij de Puttense moordzaak en de Schiedammer parkmoord. Heftig, maar wel uitzonderingen, relativeert hij. „De meeste ernstige misdrijven worden snel opgelost.”
Toch kan, nee móet het beter, meent de doorgewinterde deskundige. „Gelukkig zijn er relatief veel politiemensen met hart voor de zaak.” Hun dadendrang compenseert de verstikkende vergadercultuur bij de politie, ziet Van Koppen. En targets voor de rechtspraak? Het is van de gekke. „We hebben een groot probleem als rechters getuigen niet horen omdat ze hun target anders niet halen.”
Debet aan deze ontwikkelingen is volgens hem het ’bij elkaar onder de Haagse kaasstolp kruipen’ van zowel de leiding van de nationale politie, de Raad voor de Rechtspraak als de top van het Openbaar Ministerie. „Dicht op het ministerie van Justitie, dicht op de politiek. Dat werkt door. In het land voelt niemand zich meer gehoord. Vroeger was het op dit punt beter. De gemeentepolitie bepaalde zelf wat belangrijk was. In mijn tijd als fractievoorzitter van D66 Haarlem (1990-1996, red.) trok ik de hoofdcommissaris aan zijn mouw en deden we zaken.”
Superrecherche
Een soort superrecherche voor als het echt ingewikkeld wordt, een beetje á la zijn Gerede Twijfel, het zou volgens Van Koppen zeker helpen. „Waar mensen vrij kunnen denken, elkaar kunnen tegenspreken, zélf nadenken.” De huidige cold-caseteams in de tien politieregio’s laten wat de emeritus hoogleraar betreft zien hoe het niet moet. „Amsterdam en Rotterdam zijn de enige uitzonderingen. De rest van de teams heeft nog nooit een zaak opgelost.”
Grote onderzoeken zijn kostbaar. „Dat weet ik van de zaken Marianne Vaatstra en Nicky Verstappen, waar ik bij was betrokken. Je kunt je afvragen of dat het waard is. Als een zaak na een of twee maanden nog niet is opgelost, kun je ook zeggen: we houden ermee op. Doe het in elk geval niet zoals nu. Tegen ouders van een vermoord meisje zeggen: de zaak gaat naar het cold case-team. Wetend dat je het dan hebt over hooguit drie, vier uitgebluste agenten die niks kunnen bereiken.”
Henk Runhaar 23-7-2020
Noordhollands Dagblad
0 reacties :
Een reactie posten