Martijn van Mensvoort.















Een interview van Jan van Friesland met Martijn van Mensvoort.
Martijn van Mensvoort is maar een buitenstaander in het klimaatonderzoek. Hij maakt geen deel uit van een vakgroep aan een universiteit en is zelfs niet gepromoveerd op een klimaatonderwerp. Toch schrijft hij de sterren van de hemel met zijn kraakheldere artikelen over de rol van de zon bij de opwarming van de aarde. Is hij de passant die baanbrekend werk verricht?
Jan van Friesland zocht contact.
1 – Wanneer kreeg je interesse voor de zon?
Mijn interesse voor de invloed van de zon is pas ongeveer een half jaar geleden ontstaan. Dit gebeurde halverwege mijn onderzoek gericht op de klimaatcyclus. Afgelopen zomer kwam de zon aanvankelijk in beeld als één van de mogelijke factoren die betrokken zou kunnen zijn bij het ontstaan van de klimaatcyclus. Aan het eind van de zomer werd voor mij voor het eerst duidelijk dat de impact van de zon veel verder reikt dan slechts een bijrol. Overigens, toevalligerwijs ben ik in 1993 afgestudeerd op het onderwerp zonnecellen in het kader van een 4-jarige HBO studie Technische Natuurkunde in Eindhoven. Dat afstudeeronderzoek vond plaats bij de TUE maar was wel geheel gericht op de technologie van de zonnecellen. De natuurkunde rondom de zon zelf speelde hierbij dus geen enkele rol.

2 – Hoe zie jij in algemene zin de werkzaamheid van de zon?
De invloed van de zon op het klimaat kan fundamenteel bezien denk ik het beste worden begrepen op basis van de 22-jarige magnetische zonnecyclus. Binnen deze cyclus veranderen de magnetische polen iedere 11 jaar van polariteit. Dit gebeurt altijd tijdens de maxima van de zonnevlekkencyclus. De maxima betreft de meest actieve fase van de cyclus waarbij altijd relatief veel zonnevlekken worden aangetroffen. De zonnecyclus omvat een dynamisch proces waarbij altijd een faseverschil wordt aangetroffen tussen enerzijds de 11-jarige zonnevlekkencyclus, die ongeveer 5,5 jaar achter loopt t.o.v. anderzijds de 22-jarige magnetische cyclus. Het verhaal is eigenlijk nog complexer, want bij de zon wordt bijvoorbeeld ook nog een intern magnetisch veld aangetroffen dat wel in fase loopt met de zonnevlekkencyclus.
Belangrijk is dat de samenstelling van de zonnestraling varieert gedurende het verloop van de 22-jarige zonnecyclus; vandaar dat het niet verstandig is om enkel naar de impact van 11-jarige zonnecyclus te kijken want eigenlijk zit je dan appels met peren te vergelijken. Van belang is ook dat van de zonnecyclus bekend is dat de samenstelling van de zonnestraling tijdens de minima – dit betreft de fase met de laagste activiteit – meer stabiel is dan tijdens de maxima. Dit verklaart waarom de minima als een meer betrouwbare indicator worden beschouwd voor de veranderingen op de lange termijn.
3 – Die minima leveren ons de meest betrouwbare aanwijzingen …?
Precies, in mijn eigen onderzoek maak ik op basis van de 22-jarige cyclus tevens onderscheid tussen de ‘primaire minima’ en de ‘secundaire minima’. De ‘primaire minima’ ontstaan wanneer de magnetische polen zich in hun oorspronkelijke positie begeven en de ‘secundaire minima’ ontstaan wanneer de polen zijn omgewisseld. Uit mijn analyse blijkt dat bij de ‘primaire minima’ en de direct omringende fasen de hoogste correlatie wordt aangetroffen met de temperatuur op aarde.
4 – Heeft die interesse voor de zon je ook bij het klimaatonderzoek gebracht?
Eerlijk gezegd is mijn interesse voor de werking van de zon pas gedurende het verloop van mijn klimaatonderzoek ontstaan. Een jaar geleden wist ik nog vrijwel niets over de zonnecyclus. Ik zou je toen enkel hebben kunnen vertellen dat de zon een plasma bol is die grotendeels uit waterstof en helium bestaat. En bijvoorbeeld dat de zon natuurlijk voortdurend straalt.
5 – Van een buitenstaander naar onbetaalde onderzoeker…
Inderdaad, enkel op basis van mijn interesse om het klimaat enigszins te willen leren begrijpen ben ik begonnen aan dit onderzoek. Ik ben er al Googlend op zoek naar achtergrondinformatie spelenderwijs ingerold.
Achteraf bezien is anderhalf jaar geleden de maatschappelijke onrust die zichtbaar is geworden in de media, rond het politieke debat en vanzelfsprekend ook in mijn directe sociale omgeving, voor mij aanleiding geweest om me wat verder te verdiepen in diverse onderwerpen die regelmatig in verband worden gebracht met het klimaat. In een half jaar tijd ben ik er geleidelijk steeds verder betrokken bij geraakt. Begin 2019 deed ik een eerste poging om een database te creëren. En nog geen 5 maanden later trok mijn eerste artikel over de klimaatcyclus op het Climategate.nl platform direct de aandacht van een Nederlandse hoogleraar die toen nog regelmatig actief was op het platform. Dit leverde voor mij hele waardevolle feedback op waardoor ik enigszins een beeld heb kunnen vormen van de werkwijze van professionele klimaatonderzoekers bij hun pogingen om het klimaat te doorgronden.

6 – De amateur…
Zeker. Ik had inmiddels al wel ruim 20 jaar ervaring met het doen van onderzoek achter de kiezen. Maar als amateur klimaatonderzoeker beschik ik in alle opzichten over zeer beperkte middelen. Aanvankelijk gebruikte ik nog SPSS om op een tamelijk ouderwetse manier een data analyse te maken. André Bijkerk heeft me bij het reviewen van mijn artikelen voor het Climategate.nl platform een stap vooruit geholpen met Excel. Verder heb ik veelvuldig gebruik gemaakt van Google Scholar om snel en doelgericht naar specifieke informatie te vinden in wetenschappelijke publicaties. En op het Climategate.nl platform heb ik gelukkig hele nuttige sparringpartners aangetroffen. Verder beschikt mijn vader over expertise op het terrein van magnetisme, wat ook heel nuttig is geweest bij het ontwikkelen van mijn percepties m.b.t. de werking van de zon – want de fluctuaties van de zon ontstaat voor een belangrijk deel op basis van magnetisme. Zo heb ik mijn kijk op het klimaat ontwikkeld met beperkte middelen.
7 – Hoe doe je dat, want het is tijdrovend ?
Klimaatonderzoek neemt inderdaad al snel veel tijd in beslag. Ik kan inhoudelijk een beeld schetsen van mijn aanpak door een beschrijving te geven van het proces dat tijdens mijn onderzoek is ontstaan.
De insteek was dat ik aanvankelijk enkel voor mezelf een beeld probeerde te vormen van de werking van het klimaatsysteem. Een eerste mijlpaal vormde de bewustwording van het bestaan van zeer langdurige oscillaties, zeg maar schommelingen, binnen het oceaan systeem. Op de bodem van de Grote Oceaan wordt bijvoorbeeld een cyclus aangetroffen die waarschijnlijk bijna 2000 jaar in beslag neemt.
Vervolgens werd in het voorjaar van 2019 mijn aandacht getrokken door een zeer regelmatige oscillerende beweging die duidelijk zichtbaar is in de langstlopende serie voor de temperatuur wereldwijd. De HadCRUT4 temperatuur grafiek van de Universiteit van East Anglia toont een cyclus met een lengte van bijna 7 decennia. Kijk maar op dit plaatje. Deze multidecadale klimaatcyclus – die bij nadere bestudering in de periode tussen 1878 en 1976 voortdurend ongeveer 66 jaar in beslag heeft genomen – is een belangrijk referentiepunt geworden in mijn onderzoek:
Ondertussen was ik zowel binnen als buiten de wetenschappelijke literatuur beschrijvingen tegengekomen waarin wordt gesuggereerd dat de klimaatcyclus mogelijk zou kunnen zijn ontstaan op basis van oscillaties binnen het oceaansysteem in combinatie met de 11-jarige zonnevlekkencyclus. Na mijn waarneming dat er sprake is van een 66-jarige cyclus werd het voor mij realistisch om te denken aan de mogelijkheid dat de zon via een zesvoudige herhaling van de 11-jarige zonnevlekkencyclus mogelijk grotendeels verantwoordelijk zou kunnen zijn voor het ontstaan van de klimaatcyclus.
Pas daarna werd voor mij duidelijk dat ook bij de zon een complex van cycli wordt aangetroffen. Ik heb zojuist al beschreven dat in de wetenschappelijke literatuur bekend is dat de 22-jarige magnetische zonnecyclus de oorsprong vormt van de 11-jarige zonnevlekkencyclus. Via een 60-jarige cyclus die betrekking heeft op de beweging van de zon rond het massazwaartepunt van het zonnestelsel werd het mogelijk om duidelijk verband te beschrijven tussen de klimaatcyclus en de zon.
Overigens, die 60-jarige cyclus is al heel lang bekend want hij werd in 1606 voor het eerst beschreven door de Duitse astronoom Johannes Kepler; zijn vondst staat bekend als het ‘Trigon van Kepler’ dat voortkwam uit zijn platonisch model voor het zonnestelsel waarmee tevens een cyclus in de orde van 800-1000 jaar wordt beschreven. Echter, uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat in het perspectief van de activiteit van de zon vooral iets langere quasi-cycli zijn aangetroffen. Voorbeelden van dat soort van quasi-cycli die een veelvoud vormen van de 60 tot 66 jarige cyclus, zijn: de Gleissberg cyclus met een duur van 65-130 jaar en de Jose cyclus met een duur van 179 jaar. Maar er zijn ook nog veel langere cycli voor de zon beschreven. Prof. Valentina Zharkova spreekt in haar onderzoek gericht op de magnetische zonnecyclus bijvoorbeeld over 2 zonnecycli met een klein faseverschil die ieder bijna 2000 jaar beslaan. Deze laatste cycli zijn qua lengte vergelijkbaar met de cyclus op de bodem van de Grote Oceaan – zonder hiermee overigens te willen suggereren dat de cyclus op de bodem van de oceaan direct samenhangt met deze cycli van de zon.
8 – In relatieve korte tijd heb je dus het ingewikkelde klimaatprobleem geanalyseerd. Blijkbaar bezit je een enorm gevoel voor cijfers, wiskunde en statistiek…

Wellicht dat mijn brede achtergrond hierbij een rol heeft gespeeld. Na mijn studie Technische Natuurkunde ben ik Klinische & Gezondheidspsychologie gaan studeren. In de natuurkunde draait het meestal om harde statistische verbanden op een elementair niveau maar in de wetenschappelijke psychologie draait het vrijwel altijd om softe verbanden en minder sterke correlaties. Dit vereist een andere manier van denken; dit verklaart deels waarom er onderscheid wordt gemaakt tussen de zogenaamde Alpha, Bèta en Gamma wetenschappen.
Ik heb er voor gekozen om de materie van het klimaat letterlijk te benaderen vanuit verschillende perspectieven. Aanvankelijk heb ik me o.a. verdiept in wat er zich afspeelt rond het klimaat vanaf de bodem van de oceaan en in een veel later stadium heb ik er uiteindelijk ook de invloed van de zon bij betrokken. Daarnaast heb ik bewust gekozen om de beschikbare data zoveel mogelijk te omarmen en te accepteren dat er verschillen worden aangetroffen tussen soortgelijke data sets. Natuurlijk moesten hierbij ook keuzes worden gemaakt, meestal ben ik aanvankelijk aan de slag gegaan met de meest complete en langstdurende data sets. Ik heb voortdurend gestreefd om een proces te laten ontstaan gericht op waarheidsvinding; hierbij is het perspectief van de klimaatcyclus vervolgens geleidelijk steeds meer centraal komen te staan. De uitkomsten van mijn analyses heb ik ook voorgelegd aan anderen ter controle en ik heb zelf ook regelmatig een controle check gedaan met andere data sets; veelal in combinatie met andere analyse technieken.
Zo heb ik grip op de materie gekregen. De belangrijkste dynamieken zijn geleidelijk steeds duidelijker zichtbaar geworden. En tot op zekere hoogte werden de effecten op een bepaalde manier ook enigszins voorspelbaar.
Ik zou het proces kunnen beschrijven als een mix van monnikenwerk gericht op empirische data en tegelijkertijd is het ook een creatief proces in de zin van dat ‘out-of-the-box‘ denken regelmatig noodzakelijk is geweest om meer inzicht te verwerven in de materie. Als amateur onderzoeker heb ik daarnaast natuurlijk wel alle vrijheid gehad om met een gezond boerenverstand mijn aandacht te richten op factoren waarvan ik logischerwijs meende dat onderlinge verbanden zouden kunnen worden aangetroffen.
9 – Waarom lijkt de zon een ondergeschoven kindje als het gaat om de bestudering van klimaatverandering?
Deze vraag laat zich niet gemakkelijk beantwoorden. Ik vrees dat dit mogelijk het gevolg kan zijn van een mix van onwetendheid en vooringenomenheid.
Ik denk aan de mogelijkheid van onwetendheid omdat in de rapporten van het IPCC – het klimaatpanel van de Verenigde Naties – bijvoorbeeld überhaupt geen rekening wordt gehouden met de 22-jarige cyclus van de zon. In de analyse van het IPCC wordt enkel gekeken naar de impact van de 11-jarige cyclus. Op zichzelf wel begrijpelijk, omdat de 11-jarige cyclus het meest in het oog springt. Daarnaast beschrijft het IPCC in haar meest recente uitgebreide klimaatrapport in 2013 dat binnen de zonnecyclus de minima meer stabiele informatie geven over de lange termijn trend dan de maxima. Echter… in de analyse van het IPCC wordt met dit punt vervolgens bewust geen rekening gehouden. Men heeft ervoor gekozen om vooral naar de gemiddelde waarden binnen iedere 11-jarige cyclus te kijken. Het gebruikte argument voor deze keuze is hierbij min of meer dat men geen data over het hoofd wil zien. Echter, deze keuze is in mijn ogen fundamenteel in strijd met het feit dat de minima meer significante informatie geven dan de maxima.
De reden waarom ik ook denk aan vooringenomenheid heeft te maken met het volgende. Zeer recent is in de wetenschappelijke literatuur duidelijk is geworden dat het IPCC bij het samenstellen van haar data set voor de totale zonnestraling m.b.t. de periode van het satelliettijdperk, de bezwaren van meerdere teams van experts op het terrein van de satellietmetingen terzijde heeft geschoven. In een peer-reviewed publicatie van november 2019 heeft Richard Willson, de eigenaar van het ACRIM satelliet systeem, samen met Nicola Scafetta en 2 medewerkers van de NASA beschreven dat de keuze van het IPCC om haar analyse te baseren op de PMOD data set in de ogen van deze onderzoekers zelfs… let op … wetenschappelijk onverantwoord is geweest. Logischerwijs kan het niet anders dat een vorm van vooringenomenheid hierbij een rol moet hebben gespeeld binnen de gelederen van het IPCC. Wellicht dat dit direct samenhangt met het fenomeen van de zogenaamde “consensus”, ofschoon de “consensus” door het IPCC zelf niet expliciet wordt uitgedragen.
Daarnaast suggereert het IPCC ook dat de recente opwarming waarschijnlijk geheel het gevolg is van CO2, terwijl ondertussen gerespecteerde experts als Nicola Scafetta en Prof. Nir Shaviv spreken over percentages waarbij ruim de helft tot 2/3 deel van de opwarming wordt toegeschreven aan een toename in de activiteit van de zon. En in het werk van Bas van Geel, ook een ervaren expert op het terrein van de zon, kunnen we lezen dat de magnetische flux van de zon sinds de Kleine IJstijd met bijvoorbeeld met 350% is toegenomen.
In mijn eigen meest recente analyse kom ik zelf uit op een percentage van 52% voor het aandeel van de zon in de opwarming tussen 1890 en 2017. Echter, voor de meeste recente 22-jarige zonnecyclus beland het percentage voor het aandeel van de zon in de periode 1996-2017 zelfs op 74%. Daarnaast blijkt uit mijn analyse overigens wel dat op basis van de ozonproblematiek de invloed van de mens op het klimaat niet moet worden onderschat. Het is hierbij wel opvallend dat die invloed alleen duidelijk zichtbaar is voor de periode 1976-1996, want dit betreft de enige periode in mijn analyse waarin de zon duidelijk niet verantwoordelijk is geweest voor de opwarming. In deze periode is de ozonproblematiek ontstaan t.g.v. het gebruik van een groep van zeer agressieve kunstmatige broeikasgassen die bekend staan als de CFK’s. De natuur blijkt geen beschermingsmechanisme te hebben tegen de impact van de CFK’s op een voor de mens belangrijk beschermend aspect van het klimaat systeem, namelijk: de ozonlaag.
10 – Je hoort premier Rutte alleen maar over CO2 en niet over de zon…
Ik veronderstel dat premier Rutte afhankelijk is van wat zijn adviseurs hem vertellen. Logischerwijs zullen de adviseurs zich conformeren aan de communicatie van het IPCC, waarin bijvoorbeeld geen aandacht wordt besteed aan de controverse rondom de satelliet data m.b.t. de invloed van de zon. De inschattingen van respectabele onderzoekers waarbij ruim de helft van de opwarming wordt toegeschreven aan toegenomen activiteit van de zon worden door het IPCC op basis van veronderstellingen ter zijde geschoven, dus het zou mij niet verbazen wanneer premier Rutte ook hierover niet is geïnformeerd.
Ik vraag me af of premier Rutte op de hoogte is van de controverses die bijvoorbeeld al in 2011 zijn beschreven in de Klimaatbrochure van de KNAW. De KNAW wijdt in haar brochure een aparte paragraaf aan de controverse rond de invloed van de zon. Hierbij wordt terecht beschreven dat de cyclus van de zon invloed heeft op ons klimaat. Overigens, ook het KNAW spreekt enkel over de 11-jarige zonnecyclus en niet over de 22-jarige zonnecyclus. Het is mij ook opgevallen dat het KNAW in haar beschrijving slechts spreekt over dat de zon ‘misschien’ ook verantwoordelijk is geweest voor een deel van de vroegere klimaatveranderingen. Met het woordje ‘misschien’ zaait het KNAW zelf onnodig twijfel m.b.t. het feit dat de zon beslist een hoofdrol heeft gespeeld bij het ontstaan van de Kleine IJstijd in de 2de helft van het afgelopen millennium. De sterk verminderde activiteit van de zon tijdens het zogenaamde Maunder Minimum in de 2de helft van de 17de eeuw vormt hiervoor een belangrijke bewijslijn. Het feit dat er versterkende mechanismen nodig zijn om de relatief kleine fluctuaties in de activiteit van de zon getalsmatig te kunnen begrijpen vormt op zichzelf geen solide reden om de invloed van de zon op het klimaat te bagatelliseren.
We moeten bovendien niet vergeten dat er geen twijfel bestaat over het feit dat de zon de belangrijkste drijvende kracht vormt achter alle klimaat en weer gerelateerde verschijnselen op aarde. Ofschoon dit punt op zichzelf niets zegt over in welke mate de fluctuaties van de zon betrokken zijn bij de recente opwarming. Wel staat vast dat het dieptepunt van de Kleine IJstijd min of meer samenvalt met het Maunder Minimum van de zon. We praten dus over een perspectief waarin de temperatuur is begonnen met stijgen vanaf het einde van de 17de eeuw toen de invloed van de zon een dieptepunt bereikte voor het gehele Holocene tijdperk dat 11.700 jaar geleden is begonnen.
Ik acht het niet erg waarschijnlijk dat premier Rutte zich bewust is van de sterke parallel tussen de activiteit van de zon en de temperatuurontwikkeling op aarde gedurende het afgelopen millennium.Terwijl er voor de zon grafieken beschikbaar zijn die een ‘hockeystick’ tonen waarbij de punt nog veel verder boven het handvat uitsteekt dan bijvoorbeeld het geval is bij de ‘hockeystick’ grafiek voor de temperatuur die afgelopen zomer door de PAGES 2k groep op basis van temperatuur proxies is gepresenteerd.
11 – Zitten we met het aanwijzen van CO2 als oorzaak van opwarming wetenschappelijk gezien op een dood spoor?
Sommige klimaatonderzoekers menen dat de sterke correlatie tussen CO2 en de temperatuur sinds de 2de helft van de 19de eeuw een doorslaggevende bewijslijn vormt. KNMI onderzoeker Geert Jan van Oldenborgh refereert veelvuldig naar dit punt; op zichzelf wel begrijpelijk omdat voor de periode vanaf 1880 een “bijna perfecte correlatie” wordt aangetroffen. Ik moet even heel specifiek zijn als je het niet erg vindt.
In het perspectief van de 22-jarige zonnecyclus is het logisch om te kijken naar hoe de correlatie tussen CO2 en de GISS data set voor de temperatuur wereldwijd zich heeft ontwikkeld tijdens de zes volledige magnetische zonnecycli sinds het jaar 1880. En dan blijkt dat de correlatie tussen CO2 en de temperatuur enkel na 1976 tijdens de laatste twee periodes van ongeveer 22 jaar wel wat is toegenomen; echter, van “perfecte correlaties” is geenszins sprake. Nog sterker, tijdens de hieraan voorafgaande magnetische cycli daalde de correlatie in de periode 1933-1976 zelfs nog tijdens 2 opeenvolgende magnetische zonnecycli. De correlatie tussen de CO2 en de temperatuur is vooral tijdens de voorlaatste magnetische zonnecyclus duidelijk flink gestegen.Tijdens de laatste magnetische cyclus is de correlatie met CO2 in de periode 1996 en 2017 volgens de GISS temperatuur dataset nog wel verder gestegen maar bij de HadCRUT4 temperatuur dataset is de correlatie met CO2 nauwelijks hoger geworden. Bij de temperatuur van het oceaanwateroppervlak zien we zelfs een beeld ontstaan waaruit blijkt dat de trend is gestagneerd, want bij de HadSST3 dataset is de correlatie in de laatste magnetische cyclus zelfs een fractie gedaald.
Nog interessanter is het beeld dat de HadSST3 dataset toont rond de minima, want de correlatie tussen de activiteit van de zon en de temperatuur van het oceaanwateroppervlak blijkt zowel bij de ‘primaire minima’ als bij de ‘secundaire minima’ zelfs vrijwel even groot als de correlatie tussen de temperatuur wereldwijd en CO2. Omdat het hierbij gaat om data die betrekking heeft op in totaal 40 jaren die zijn verspreid over de gehele periode tussen 1880 en 2018, kan uit zowel de dynamiek als de omvang van de correlaties worden afgeleid dat de zon logischerwijs duidelijk een rol speelt bij het ontstaan van de hoge correlatie tussen CO2 en de temperatuur.
In dit plaatje wordt dit beeld getalsmatig beschreven:
In mijn februari artikel wordt aan de hand van de minima jaren van de 22-jarige zonnecyclus aangetoond dat de temperatuurstijging van zowel de atmosfeer wereldwijd als het oceaanwater oppervlak in de periode 1890-1976 geheel wordt verklaard door toegenomen activiteit van de zon. En inmiddels kan ik melden dat dit ook het geval blijkt te zijn wanneer wordt gekeken naar de waarden over een 3-jarige periode rond de minima.
Desondanks zou ik niet willen spreken van een “dood spoor” m.b.t. CO2 – ofschoon ik de vermeende ‘footprint‘ van CO2 niet heb aangetroffen in mijn data analyses. Maar ik denk wel dat er sprake is van een flinke overschatting van de impact van CO2 die direct samenhangt met een onderschatting van de invloed van de zon.
12 – Midden in de nacht zag jij een andere correlatie… kun je jouw ontdekking beschrijven?
In mijn eigen onderzoek heb ik geen ‘footprint’ aangetroffen die past bij de geleidelijk toegenomen impact die aan het natuurlijke broeikasgas CO2 wordt toegeschreven. Maar ik heb wel een ‘footprint‘ aangetroffen die exact past bij de problematiek van de ozonlaag. Ik gaf al aan dat deze problematiek het gevolg is van het gebruik van een zeer agressieve kunstmatige groep van broeikasgassen: de zogenaamde CFK’s – waarvoor eind jaren ’80 wereldwijd een gebruik verbod is opgelegd. Sinds het begin van de 21ste eeuw groeit de ozonlaag gelukkig weer. Maar er zijn experts die verwachten dat internationaal klimaatbeleid uiteindelijk zal gaan draaien rondom management van de ozonlaag, omdat er wel brede consensus bestaat over dat de mens verantwoordelijk is geweest voor de aantasting van de ozonlaag.
Er zijn trouwens diverse onderzoekers die via een andere bewijslijn – ook in combinatie met de toegenomen activiteit van de zon – hetzelfde verband hebben gevonden tussen de opwarming en de aantasting van de ozonlaag. Dit kan eenvoudig worden begrepen op basis van het feit dat in de stratosfeer bij de ozonlaag een soort van temperatuurval wordt aangetroffen; dit fenomeen wijst in de richting dat de aanwezigheid van ozon gepaard gaat met afkoeling. Voor de mens is de ozonlaag vooral van belang dat deze een buffer vormt waarin het voor de mens gevaarlijke UV-licht van de zon wordt tegengehouden en omgezet in zuurstof.
Het totaalplaatje m.b.t. de rol van de zon en de ozonlaag dat ik heb aangetroffen was dus al wel eerder beschreven en het belang van de zonneminima is ook niet nieuw, maar het bestaan van ‘perfecte correlaties’ tussen de activiteit van de zon bij de minima en de multidecadale klimaatcyclus is nog niet eerder beschreven.
13 – Bij sportmensen vragen ze dan wat er door je heen gaat…
Hahaha… ik denk dat het gepast is om me als amateur klimaatonderzoeker bescheiden op te stellen. Ik denk zeker dat mijn vondst zeer de moeite waard is om verder uit te zoeken. Vooral omdat mijn analyse duidelijk maakt dat er een bijzonder sterk verband bestaat tussen vooral de ‘primaire minima’ van de zonnecyclus en de temperatuur. Overigens geldt dit in iets mindere mate ook voor de ‘secundaire minima’ waarvoor ik op basis van een combinatie van 2 datasets voor de zon ook een ‘perfecte correlatie’ heb kunnen beschrijven met de temperatuur voor de periode 1890-1976.
14 – Gert Jan van Oldenborgh van het KNMI stelde onlangs in de Volkskrant over de relatie tussen CO2 en temperatuursverhoging: ‘Ik ken in het klimaat niets, maar dan ook niets dat zo’n sterke correlatie vertoont.’ Het is volgens hem een ijzeren wetmatigheid, na anderhalve eeuw van metingen. Waarom heeft hij ongelijk?
Van Oldenborgh ziet de spurieuze aard van deze sterke correlatie over het hoofd. Hiervoor zijn argumenten aan te voeren van zeer diverse aard. De eerste 2 punten zijn voor insiders al lang bekend:
1 – binnen de belangrijkste natuurlijke cycli is bekend dat CO2 de temperatuur volgt… en niet andersom!
2 – op basis van de wet van Henry is een klein deel van de stijging van CO2 het gevolg van de temperatuurstijging, want de oplosbaarheid van CO2 in het oceaanwater neemt af wanneer de temperatuur stijgt.
Op basis van mijn eigen onderzoek kan ik een drietal argumenten toevoegen:

3 – de correlatie tussen CO2 en de temperatuur is in de periode vanaf 1890 tot 1976 zeer instabiel, wat direct samenhangt met de dynamiek van de klimaatcyclus.
4 – de correlatie tussen CO2 en de temperatuur wordt minder sterk wanneer de temperatuur wordt gecorrigeerd voor één of meerdere van de volgende factoren: de activiteit van de zon (op basis van de minima), de ozonproblematiek en vulkanisme.
5 – de correlatie tussen CO2 en de temperatuur toont bij de jaren rondom zowel de ‘primaire minima’ als de ‘secundaire minima’ een omvang die niet veel groter is dan de correlatie die tussen de activiteit van de zon en de temperatuur wordt aangetroffen.
Hieruit kan worden afgeleid dat de sterke correlatie tussen CO2 en de temperatuur berust op een samenhang waarbij de zon tijdens 5 van de 6 magnetische zonnecycli vanaf 1890 een hoofdrol opeist; dit blijkt enkel niet het geval in de periode 1976-1996 waarin de ozonproblematiek zich heeft aangediend t.g.v. het gebruik van CFK’s.
Chronologisch bezien kan de zeer instabiele correlatie tussen CO2 en de beperkte temperatuurstijging tot 1976 geheel worden verklaard door de fluctuaties in de activiteit van de zon. Na 1976 vormt in eerste instantie de aantasting van de ozonlaag de factor die het verband plots sterk doet toenemen. En na 1996 is het opnieuw de zon die de correlatie op niveau heeft gehouden. Cumulatief ontstaat hierbij weliswaar een beeld dat suggereert dat er tussen de stijging van zowel CO2 als de temperatuur een direct sterk oorzakelijk verband bestaat, maar de kracht van dit verband verdwijnt vrijwel geheel wanneer naar de onderliggende factoren wordt gekeken!
Mijn analyse suggereer dat het klimaat systeem de invloed van de snelle stijging van CO2 grotendeels weet op te vangen door middel van negatieve feedback systemen die er voor zorgen dat het klimaat systeem niet uit balans raakt. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat CO2 een belangrijk onderdeel vormt van de natuurlijke cyclus; immers, CO2 vormt immers na waterdamp een belangrijk natuurlijk broeikasgas. Omdat CO2 ook direct betrokken is bij het proces dat natuurlijk leven mogelijk maakt, zorgt meer CO2 in eerste instantie vooral voor vergroening van de aarde wat goed is voor zowel de mensenwereld als de dierenwereld. Dit verklaart trouwens ook voor een belangrijk deel waarom er bijvoorbeeld ook sprake is van een ‘perfecte correlatie’ tussen de groei van CO2 en de omvang van de wereldbevolking in de periode vanaf 1890.
15 – Van Oldenborgh sluit een andere verklaring volstrekt uit. Hij zegt: ‘Geloof me, die is er ook gewoon niet’ (…) ‘Reken maar dat we ons allemaal gek hebben gezocht. Want als je hier een gat in kunt schieten, sta je meteen in Nature.’
Ik heb geen idee of van Oldenborgh zich bewust is van de zogenaamde PMOD-ACRIM controverse. Het zou eigenlijk wel raar zijn wanneer hij hiervan in het geheel niet op de hoogte zou blijken te zijn. Relevant is denk ik of van Oldenborgh in zijn eigen klimaatmodel wellicht enkel rekening houdt met een data set voor de zon die overeenkomt met het PMOD model, waarin voor de afgelopen decennia een dalende trend zichtbaar is bij de minima. Ik vraag me bovendien af of van Oldenborgh al stil heeft gestaan bij mijn vondst waaruit blijkt dat bij het bestuderen van het verband tussen de zonnecyclus en de temperatuur beslist rekening moet worden gehouden met het effect waaruit blijkt dat correlaties voor de afzonderlijke fasen van de zonnecyclus sterk variëren. Want bij de minima is de correlatie met de temperatuur tot wel ruim 4x sterker dan bij de maxima het geval is. Bij de 11-jarige cyclus is de impact van dit effect duidelijk zichtbaar, maar de impact wordt nog duidelijker zichtbaar in het perspectief van de 22-jarige magnetische zonnecyclus. Dit blijkt o.a. uit de LISIRD data set voor de zon van LASP onderzoeker Greg Kopp, hij is hoofdonderzoeker van het SORCE/TIM satelliet systeem en heeft in 2008 een hoofdrol gespeeld bij de consensus over het basisniveau van de totale zonnestraling – waarover voorheen lange tijd veel onduidelijkheid heeft bestaan.
Mocht van Oldenborgh niet op de hoogte zijn van deze kwesties dan vrees ik voor van Oldenborgh dat zijn kijk op het klimaat te sterk is beïnvloed door de eenzijdige en tamelijk oppervlakkige kijk van het IPCC op de invloed van de zon.
Ik heb voor de aardigheid even gekeken of er in de publicaties van van Oldenborgh ergens rekening wordt gehouden met de 22-jarige cyclus van de zon; dit blijkt niet het geval te zijn. Van het belang van de zonneminima zou hij eigenlijk wel op de hoogte moeten zijn want dit punt wordt in het laatste uitgebreide IPCC rapport in 2013 op pagina 689 maar liefst 2x genoemd.
16 – Wat is dan spurieus, kun je dat uitleggen?
Een spurieus verband betreft een schijnverband dat ontstaat door tussenkomst van een andere factor, in dit geval betreft het vooral de zon.
Echter, hier hebben we te maken met een complicatie: want binnen het perspectief van de natuurlijke cycli – zoals de dagelijkse cyclus, de seizoenen cyclus en de ijstijden cyclus – wordt tussen de fluctuaties van CO2 en de temperatuur wel degelijk een sterk oorzakelijk verband aangetroffen. Echter… nogmaals… cruciaal is hierbij dat CO2 – via tussenkomst van de vegetatie en het oceaan systeem – de temperatuur volgt en niet andersom. We kunnen dus stellen dat binnen de natuurlijke cycli geen sprake is van een mechanisme waaruit blijkt dat CO2 invloed heeft op de temperatuur. De impact van de hoeveelheid CO2 die beschikbaar is in de atmosfeer is hiervoor veel te klein, want het gaat getalsmatig wereldwijd om gemiddeld slechts 0,04% van de deeltjes in de atmosfeer. Bovendien is er een ander natuurlijke broeikasgas met vergelijkbare eigenschappen dat veel vaker voor komt; dit betreft waterdamp: H2O vormt maar liefst ongeveer 4% van de deeltjes die worden aangetroffen in de atmosfeer van de aarde.
Onder laboratorium omstandigheden kan een verdubbeling van CO2 wel een temperatuurverhoging veroorzaken maar in het klimaatsysteem zelf wordt de impact via negatieve feedback mechanismen waarschijnlijk voor een flink deel gereduceerd. Het IPCC redeneert juist de andere kant op: ze gaan vooral uit van positieve feedback mechanismen die het laboratorium effect zouden kunnen versterken. Tsja, als tegelijkertijd de impact van de zon in klimaatmodellen buiten beeld wordt gehouden… dan kunnen er op papier hele scheve verhoudingen ontstaan waarbij de werkelijkheid min of meer op z’n kop wordt gezet. Immers, zowel de dagelijkse cyclus, de seizoenencyclus en de ijstijdencyclus tonen allemaal aan dat CO2 de temperatuur volgt… en dit natuurlijke mechanisme kan op basis van conceptuele veronderstellingen t.a.v. de broeikastheorie niet gemakkelijk worden omgedraaid in termen van oorzaak en gevolg. Want dit zou betekenen dat de negatieve feedback mechanismen die de natuurlijke tegenhanger vormen voor de wet van Henry buitenspel zijn gezet. Uit mijn analyse blijkt dat er geen ruimte is om te denken aan zo’n scenario… omdat de ‘footprint‘ van CO2 in mijn analyse geheel ontbreekt en de opwarming prima kan worden verklaard op basis van vooral de  geleidelijk toegenomen activiteit van de zon in combinatie met de antropogene invloeden die hebben geresulteerd in beschadiging van de ozonlaag die zorgt voor enerzijds bescherming tegen UV zonlicht en anderzijds zorgt voor een afkoelende gradiënt binnen het atmosferische systeem van de aarde.
Deze denkfout werd bijvoorbeeld zeer nadrukkelijk gemaakt door Al Gore in zijn film ‘An Inconvenient Truth‘. Gore wijst hierbij in het perspectief van de ijstijdencyclus op het feit dat de temperatuur altijd hoog was ten tijden wanneer de CO2 lange tijd op rij hoog was. Echter, hij vertelde er niet bij dat in het perspectief van de ijstijdencyclus de temperatuur meestal enkele honderden jaren vooruit loopt t.o.v. CO2. Dit heeft o.a. te maken met het feit dat het oceaan systeem via de wet van Henry veel tijd nodig heeft om in balans te komen met de atmosfeer. In de grafiek die Gore in zijn eigen film toont is de vertraagde reactie van enkele honderden jaren van CO2 in reactie op de temperatuur niet direct af te lezen, omdat deze een periode toont die maar liefst ruim 600.000 jaar omvat. Bovendien blijkt geenszins dat de recente temperatuurstijging niet past binnen een dergelijk lange termijn perspectief. De bijgevoegde illustratie toont een beeld dat suggereert dat in het perspectief van de hele lange termijn de recente temperatuurstijging eigenlijk zelfs nog steeds keurig ‘past’ in de dalende trend van de afgelopen 800.000 jaar.

17 – Nu heb je een aantal klinkende artikelen geschreven, maar ligt Nature in het verschiet?
Ik zit nu in de fase waarin ik eerst op zoek ga naar een persoon met expertise op het terrein van de zon en tevens de relevantie van mijn analyse herkent. Het zou mooi zijn wanneer iemand met ervaring met het schrijven van wetenschappelijke publicaties over de zon bereid is om op enigerlei wijze te assisteren bij het schrijven van artikel voor een peer-reviewed wetenschappelijk tijdschrift. Ik zou als amateur klimaatonderzoeker eerlijk gezegd al dik tevreden zijn wanneer ik er in slaag om deze betrekkelijk eenvoudige stap te realiseren.
Overigens, je bent niet de eerste persoon die n.a.v. mijn onderzoek over een eventuele publicatie in Nature begint.
18 – De correlaties die jij hebt gevonden zijn wel verbluffend.
Inderdaad, dat is ook mijn eigen gedachte.
Tegelijkertijd realiseer ik me wel dat de 22-jarige cyclus een nadeel met zich meebrengt, namelijk dat het aantal direct vergelijkbare jaren binnen de cyclus beperkt is. Dit vormt in mijn ogen een teer punt in mijn onderzoeksmethode. Maar met dit punt wil ik de waarde van de uitkomst van mijn onderzoek zeker niet ontkrachten, want naast de minima wordt het basis effect ook bij de aangrenzende fases van de zonnecyclus aangetroffen.
Ik kan dit nog wel iets concreter maken. In mijn februari 2020 artikel is alle aandacht geheel gericht op de ‘primaire minima’ en de ‘secundaire minima’ van de 22-jarige zonnecyclus. Echter, in december heb ik ook al een analyse gepresenteerd waaruit blijkt dat bij de omringende jaren een soortgelijk effect wordt aangetroffen. In die vorige analyse had ik het onderscheid tussen de ‘primaire minima’ en de ‘secundaire minima’ nog niet gemaakt. Maar ik heb zojuist al kunnen aangegeven dat het sterke effect bij de ‘primaire minima’ tevens wordt aangetroffen wanneer de direct omringende jaren ook in de analyse worden betrokken. Opvallend is hierbij dat het effect dan zelfs nog iets sterker wordt in de zin van dat de correlaties zonder een correctie voor vulkanisme dan zelfs nog iets hoger blijken te liggen dan wanneer enkel naar de primaire minima jaren wordt gekeken.
Kortom, ik heb reden om te vermoeden dat de kracht van de analyse in ieder geval nog verder kan worden aangescherpt op basis van de jaren rondom de primaire minima.
19 – Zij er al eerste reacties?
M.b.t. mijn laatste artikel voorlopig vooral veel enthousiaste reacties vanuit de hoek van de klimaatsceptici.
Veel mensen zullen veronderstellen dat het IPCC een volledig en evenwichtig beeld schetst m.b.t. de invloed van de zon op het klimaat. Misschien dat mensen geneigd kunnen zijn om hun schouders op te halen en veronderstellen dat mijn onderzoek niet kan kloppen omdat het IPCC immers verkondigd dat de zon nauwelijks een rol heeft gespeeld bij de opwarming.
Overigens, ik ben er recent pas achter gekomen dat zelfs zeer ervaren klimaatsceptici veelal nauwelijks op de hoogte zijn van de wetenschappelijke controverse die op het allerhoogste niveau bestaat m.b.t. de invloed van de zon. Binnen de wetenschappelijke literatuur wordt beschreven dat de kwestie onder experts bekend staat als de PMOD-ACRIM controverse. Dit zegt denk ik vooral veel over de complexiteit van de materie van de zon. Via peer-reviewed publicaties van Nicola Scafetta kunnen mensen hiervan kennis nemen maar ik heb er ook een aparte paragraaf aan gewijd in mijn februari artikel.

20 – Al uitgenodigd door het KNMI?
Leuk dat je er hieraan denkt.
Nee hoor, maar ik heb zelf bepaald niet de indruk dat het verstandig zou zijn om op zo’n uitnodiging te gaan zitten wachten. Want afgaande op de beschrijvingen van voormalig KNMI-onderzoeksdirecteur Henk Tennekes lijkt de kans groot dat onderzoekers van het KNMI mijn onderzoek mogelijk al snel in de hoek zullen plaatsen van klimaatsceptisch onderzoek en omschrijven als zogenaamd ABC-onderzoek: ‘anything but carbon‘. Tennekes suggereert dat de huidige generatie onderzoekers van het KNMI vanuit een soort van tunnelvisie werken waarbij het onevenwichtig denkkader van het IPCC wordt verheerlijkt en meer diepgravende wetenschap terzijde wordt geschoven. Het is dan ook zeer de vraag of er een reactie gaat komen uit die hoek in deze fase van mijn onderzoek. Mogelijk dat dit meer realistisch wordt na een publicatie in een respectabel peer-reviewed tijdschrift.
Op basis van de vermeende “consensus” worden de bevindingen van serieuze onderzoekers als Scafetta & Shaviv vermoedelijk al niet erg serieus genomen bij het KNMI, althans dat vermoed ik. Voor zover ik weet is vanuit het KNMI bijvoorbeeld ook nooit gereageerd op de bevindingen van Prof. Valentina Zharkova.
Ik heb geen idee hoe onderzoekers van het KNMI zullen reageren wanneer ze worden geconfronteerd met de vragen als:
– Waarom wordt in de rapporten van het IPCC de 22-jarige zonnecyclus geheel over het hoofd gezien?
– En waarom wordt in het laatste uitgebreide IPCC AR5 rapport uit 2013 wel beschreven dat de minima van de zonnecyclus zowel meer stabiel als meer betrouwbaar zijn voor de lange termijn trend, om vervolgens met dit punt in de eigen analyse geen rekening te houden?
– En zijn de onderzoekers zich bewust dat de keuze van het IPCC voor de PMOD methode stevig wordt bekritiseerd vanuit de meest ervaren onderzoeksteams op het allerhoogste niveau?
(Glimlachend) Trouwens, via Twitter is van Oldenborgh in ieder geval wel op de hoogte gebracht van mijn onderzoek.
***
TIP: Op Klimaatcyclus.nl is meer achtergrondinformatie te vinden over het klimaatonderzoek van Martijn van Mensvoort.