Je zou bijna kunnen spreken van een industrie van angst.
20-3-2020
De priesters van de apocalyps hullen zich graag in de mantel van de wetenschap – en ze komen er ook nog mee weg. De menselijke fascinatie voor predikers van de eindtijd is onverwoestbaar.
Auteur: Norbert Bolz.
Vertaling: Martien de Wit.
Wetenschappers en politici die catastrofes voorspellen, zijn populair èn immuun voor kritiek. Dit is het beste te zien bij de Amerikaanse bioloog Paul Ralph Ehrlich. Hij is de met prijzen bekroonde president van het Centre for Conservation Biology aan de Stanford University en lid van tal van wetenschappelijke organisaties. Zijn boek ‘The Population Bomb’ verscheen in 1968. Zoals de titel al illustreert, ging het over de stelling dat de overbevolking van de aarde tot catastrofale hongersnoden zou leiden – en niet alleen in de verre toekomst. Honderden miljoenen mensen zouden al in de jaren zeventig van de 20ste eeuw van honger omkomen.
Het feit dat deze profetie snel werd weerlegd, veranderde niets aan het feit dat het boek van Ehrlich het Neomalthusianisme sociaal aanvaardbaar maakte, dat de eindige aard van hulpbronnen en de grenzen van economische groei met veel vijf-voor-twaalf pathos werd aangekondigd, en dat derhalve het controleren van de bevolkingsgroei en de almacht van de staat in alle milieukwesties, vereist was.
Daarmee was een nieuw genre geboren: apocalyptisch trendonderzoek. Het rapport van de Club van Rome uit 1972 werd beroemd: “De grenzen aan de groei“. Dat pleitte voor een Copernicaanse verschuiving van groei naar evenwicht. Anders zouden we al in het midden van de 21ste eeuw een wereldwijde ineenstorting moeten verwachten.
Daarbij kwam de oliecrisis in het najaar van 1973, die ook de gemiddelde consument duidelijk maakte dat er zoiets als een absolute schaarste aan middelen zou kunnen ontstaan. Het was voldoende voor een klein trauma, om geen benzine meer te kunnen krijgen bij het tankstation of, zoals in Duitsland, om op zondagen niet meer op de Autobahn te mogen rijden.
Verloren weddenschap
In 1980 wedde Ehrlich publiekelijk met econoom Julian L. Simon dat bepaalde metalen de komende tien jaar schaars zouden worden en daardoor sterk in prijs zouden stijgen. Ehrlich verloor die weddenschap, want de prijzen waren zelfs gedaald. Maar dat hinderde het apocalyptisch trendonderzoek niet, integendeel. Sindsdien zijn de rampscenario’s niet meer te overzien.
Ook in de massamedia zijn de apocalyptische scenario’s populair. Elke dag bombarderen de media ons met voorspellingen die het einde inluiden: over twintig, veertig of honderd jaar zijn de fossiele brandstoffen van de wereld opgebruikt, de Alpengletsjers zijn weggesmolten door de opwarming van de aarde, staat Nederland onder water omdat de poolkappen smelten, hebben antibiotica hun effect verloren – enzovoort.
Al Gore’s film “An Inconvenient Truth” begint met de zin: “De mensheid zit op een tikkende tijdbom.” En dan is er, wat wetenschappers betreft, een deadline om nog tot inkeer te komen – in het geval van Gore: tien jaar. Dat was in 2006. Wat werd geënsceneerd als een wake-up call voor de mensheid, roept alleen oeroude angsten en collectieve paniek uit het verleden op.
Het begrip ‘klimaatcrisis’, dat vooral in Duitsland erg geliefd is, impliceert dat er dringend en onmiddellijk actie moet worden ondernomen. Er wordt gesuggereerd dat onze samenleving in een noodtoestand verkeert. Hier staat dus niets minder dan alles op het spel. Omdat de ‘politiek van de angst’ van problemen catastrofen maakt, sluit het compromissen uit en roept het om een leider tegen het gevaar. Niets is zo gunstig voor een autoritair bewind als de noodtoestand. Hier is geen plaats meer voor reformisme; alleen nog voor verlossing door een radicale breuk met het leven dat we tot nu toe hebben gekend.
Als het de goede zaak dient
Tegenwoordig zijn veel politici, journalisten en wetenschappers van mening dat paniek als onderwijsinstrument kan worden gebruikt. Men wil mensen vormen door ze bang te maken. En zo vervangt paniek in de meeste milieudiscussies het argument. Paniekscenario’s die elke twijfel willen uitsluiten, ook als er geen wetenschappelijk bewijs is, worden gerechtvaardigd door de opvatting dat de kosten van een fout te hoog zouden zijn. Dit leidt tot leugens, de goedbedoelde, grove overdrijvingen bij het verspreiden van informatie over gevaren zoals BSE, AIDS, huidkanker, glyfosaat, fijnstof enzovoort.
Dat je best wel een beetje vals mag spelen als het de goede zaak dient, is een motief dat zo oud is als de Europese politiek. Bij Plato al hadden de machthebbers het recht om te liegen voor het goede doel. Men wil actie ondernemen, ook al kan niemand zeggen of de voorspelde rampen ooit zullen plaatsvinden. Het gaat dan om gevaren die alleen kunnen worden vermeden, als men er van afziet er vooraf zekerheid over te krijgen. Dit zou ons moeten dwingen om te handelen voordat we het desbetreffende probleem begrijpen. Gewoon een pluim voor onwetendheid.
Deze politiek van angst degradeert de wetenschapper tot een onheilsprofeet. Net zoals artsen een therapiebehoefte creëren, creëren profeten een behoefte aan verlossing en legitimeren zij meedogenloosheid als een vorm van revolutionair ongeduld.
Onheilsprofeten zijn altijd de bitterste vijanden van de Verlichting geweest – dit geldt ook voor de ecoprofeten van de klimaatapocalyps. In de fascinatie voor de catastrofe ontvouwt zich echter een dialectiek van belofte van redding en ellendepropaganda, die tegelijkertijd hysterie en hoop voortbrengt. Omdat de wereld nog steeds kan worden gered als we allemaal deelnemen aan de godsdienst van preventie en veiligheid. De ‘Religie van Zorgen en Beschermen’ is vandaag de dag al de eigenlijke burgerlijke religie.
Je zou bijna kunnen spreken van een industrie van angst. Politici, advocaten en media leven heel goed van angst. En een constant groeiend aantal dienstbare wetenschappers is nuttig voor de universiteiten als een soort toeleveringsindustrie. De filosoof Hans Blumenberg sprak van ‘Cassandrisch onderzoek’: gedienstige wetenschappers produceren gevaarscenario’s die de angstindustrie van de media van brandstof voorzien en politici de kans geven om te waarschuwen, te vermanen en te redden.
Wat de alarmisten betreft, is het niet langer slechts vijf voor twaalf. De ‘dag des oordeels-klok’, die sinds 1947 keer op keer door atoomwetenschappers is ingesteld en bedoeld is om de wereld te wijzen op het risico van een wereldwijde ramp, wordt nu op honderd seconden voor middernacht gezet. Zelfs de Nobelprijsreputatie van sommige wetenschappers verandert niets aan de dwaasheid van deze vertoning.
Quasi-religieus aanbod
Honderd jaar geleden wilde Max Weber zijn collega’s tot intellectuele onkreukbaarheid verplichten door onderscheid te maken tussen wetenschappelijke analyse en politieke opinie. Zijn tegenstanders waren de kathederprofeten: “Duizenden professoren als door de staat bezoldigde en geprivilegieerde profeten in hun collegezalen” die wachten op een ramp en zo “fanatieke sekten” creëren.
In de maatschappelijke discussie nemen de kathederprofeten vandaag weer de positie van de wijzen in. Weber zegt over dit type onheilsprofeet: “Hij lijkt vaak te zwelgen in het zich inbeelden van de afgrijselijke rampspoed over zijn eigen volk, die hij heeft aangekondigd en die zeker zal komen.” Zo treedt hij op als geloofsstrijder tegen de ongelovigen, dus vandaag tegen de ‘klimaatontkenners’.
Als profeet wordt de wetenschapper een demagoog en journalist. Dat zijn profetieën niet uitkomen, verzwakt zijn geloofwaardigheid niet – en dat vereist uitleg. De onheilsprofeet zelf zal over een zelfvernietigende profetie spreken. Dat betekent: de catastrofe heeft niet plaatsgevonden, omdat ik ervoor heb gewaarschuwd!
Maar dat de apocalyptische trendonderzoekers immuun zijn voor elke kritiek, heeft een tweede, veel belangrijkere reden: zij doen de mensen een quasi-religieus aanbod van zingeving en een uniforme manier van leven. Dit bespaart hun aanhangers de complexiteit van kennis en het bewustzijn van onwetendheid. De wijsheid van de profeet vervangt namelijk kennis door zuiverheid, vooral door de zuiverheid van angst voor de wereld. En daar is geen wetenschappelijk kruid tegen gewassen.
***
Norbert Bolz is emeritus hoogleraar mediastudies aan de Technische Universiteit van Berlijn.
Bron hier.
0 reacties :
Een reactie posten