Er is een bankrun gaande, maar niet op de gewone banken.
Thomas Bollen 28-3-2020
Rijen voor de pinautomaat zijn er dus niet. Terwijl onze aandacht bij het coronavirus ligt, trekt de financiële sector ongelimiteerd het publieke geld uit de digitale kas van onze centrale banken.
LUISTER DIT ARTIKEL
0:00
/
15:19
De coronapandemie heeft aandelenbeurzen in een duizelingwekkende spiraal naar beneden gestort. Zelfs de prijs van veilige havens als staatsobligaties en goud tuimelde omlaag. Het is uitverkoop op de financiële markten: beleggers, hedge funds en nationale investeringsfondsen doen massaal hun bezittingen van de hand.
Aan elke transactie zitten twee kanten. Investeerders verkopen waardepapieren in ruil voor iets anders: cash. Je kunt dus even goed zeggen: de vraag naar cash is ongekend hoog, zelfs zo hoog dat je van ‘hamsteren’ mag spreken. ‘Cash is het wc-papier van de financiële markten,’ twitterde monetair econoom Lex Hoogduin op 18 maart.
En als iedereen tegelijk naar cash grijpt, dan is daar maar één woord voor: een bankrun.
De angst voor een bankrun als excuus voor de status quo
Toch zie je geen burgers voor de bank wachten met hun pinpas in de aanslag, zoals in het vorige decennium nog in Griekenland en Cyprus gebeurde. De eurocrisis maakte de Grieken en Cyprioten duidelijk dat hun spaartegoed bij de bank niet zo zeker is als het papieren geld in hun portemonnee.
Wanneer iedereen tegelijk zijn banktegoed opneemt, vallen banken om. Dat kunnen we ons als samenleving niet permitteren, omdat we voor ons digitale geld- en betaalsysteem volledig afhankelijk zijn van private banken. Die publieke afhankelijkheid geeft banken macht over overheden. Het is volstrekt normaal geworden om banken te steunen met publiek geld omwille van de financiële stabiliteit, zeker in crisistijd. Denk daarbij aan overheidsgaranties, schuldpapieren overnemen, en permanente toegang bieden tot noodkrediet van de centrale bank.
Voorstellen om de publieke en private belangen in de bancaire sector van elkaar te scheiden, zoals de oprichting van een veilige publieke bank of het ontwikkelen van digitaal centralebankgeld, worden al jarenlang gedwarsboomd, zelfs wanneer ze de unanieme steun van de Tweede Kamer genieten. Onder het mom van witwasbestrijding – en nu ook om verspreiding van het coronavirus te voorkomen – ontmoedigen banken en regering ondertussen het gebruik van contant geld. Daardoor wordt het betalingsverkeer nog afhankelijker van de commerciële banken, de enige plek waar gewone burgers digitale tegoeden kunnen aanhouden.
Het argument dat steevast wordt aangevoerd om innovatie tegen te houden, luidt: ‘een digitale variant van contant geld zou een bankrun kunnen vergemakkelijken.’ Gerenommeerde partijen, waaronder de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), halen die argumentatie onderuit. De WRR schreef in haar onderzoeksrapport Geld en schuld (2019): ‘Dat het financieel systeem instabiel kan worden door het creëren van een veilige haven zegt meer over het huidige systeem dan over het alternatief als zodanig. Het is eerder een indicatie van de weeffouten in het huidige systeem.’
Cash is king
De coronacrisis legt die weeffouten pijnlijk bloot. De vervlochtenheid van financiële markten – zowel nationaal als over landsgrenzen heen – en de manier waarop schuldpapier als onderpand fungeert, springen in het oog. De lening van bedrijf A uit de Verenigde Staten wordt gebruikt als onderpand voor de financiering van bedrijf B in China. Die lening kan weer als onderpand dienen voor het krediet van bedrijf C. In economische voorspoed – als de koersen stijgen – is die dubbelrol van schulden ogenschijnlijk geen probleem. Maar nu al dat onderpand in waarde daalt, blijkt die structuur problematisch: die zet marktpartijen massaal aan om (digitale) cash te gaan hamsteren.
Dat hamsteren begint bij hedge funds: beleggers die met veel schuld zijn gefinancierd om met grote hefbomen op koerswinsten te speculeren. Nu het onderpand voor hun financiering in waarde daalt, moeten ze hun schuldeisers meer zekerheden bieden. Dat betekent in de praktijk verplicht cash bijstorten. Om aan deze zogeheten margin calls te voldoen, verkopen ze massaal hun andere bezittingen, waardoor de koers van aandelen en obligaties nog verder daalt.
De klap is het grootst voor economieën in ontwikkeling
Net als het coronavirus overstijgt deze run op cash de landsgrenzen. Developing and emerging economies (DEC’s), opkomende economieën, ondervinden daarvan grote schade. In crisistijd worden niet alle valuta even veilig geacht. Iedereen wil het liefst dollartegoeden op zijn bankrekening hebben, de wereldreservemunt waarop het monetaire systeem leunt. Die enorme vraag naar dollars verslechtert de wisselkoers van andere nationale munten, waardoor de dollarschulden van DEC’s onbetaalbaar worden.
Opnieuw legt corona een systeemfout bloot die zich al tal van keren heeft geopenbaard maar nooit is opgelost; denk aan de Aziatische financiële crisis van eind jaren ’90 of de Griekse schuldencrisis van tien jaar geleden. Het patroon is telkens hetzelfde. Dankzij het ruime monetaire beleid van de Fed en de ECB hadden Amerikaanse en Europese investeerders toegang tot goedkoop dollar- en eurokrediet. Dat geld leenden ze voor een hoger rendement uit aan publieke instanties en private bedrijven in opkomende economieën.
Maar nu de coronacrisis aanzwelt, trekken investeerders plots hun euro’s en dollars terug. Een aantal wetenschappers, waaronder econoom Daniela Gabor en historicus Adam Tooze, spraken op 24 maart in de Financial Times hun bezorgdheid uit: ‘Nieuwe financiële instrumenten en instituties hebben met de globale handel in waardepapieren van DEC’s een illusie van liquiditeit gecreëerd. [..] Nu investeerders vluchten voor risico’s, staan wisselkoersen onder druk. Dit dwingt deze landen tot ingrijpende macro-economische aanpassingen, precies op het moment dat alles aangewend zou moeten worden om de coronacrisis te lijf te gaan.’
Beleggers verschaften liquiditeit aan ontwikkelingslanden zolang ze er zelf beter van werden. Nu eisen ze in ongekend tempo hun geld terug
Buitenlandse investeerders verschaften liquiditeit aan landen als Indonesië en Turkije door dollars uit te lenen – zolang ze er zelf beter van werden. Nu eisen ze in ongekend tempo hun geld terug, juist op het moment dat deze landen het hard nodig hebben om de coronabestrijding te financieren en hun economie overeind te houden. De bankrun beperkt zich dus niet tot het thuisland van de beleggers, maar ontwricht ook de financiering van economieën in ontwikkeling.
De bankrun op de ECB en de Fed
De wereldwijde vraag naar euro’s en dollars is bij beleggers, hedge funds en investeringsfondsen nu zo groot – en de bereidheid om ze uit te lenen zo klein – dat alleen het aanzwengelen van de spreekwoordelijke geldpers ervoor kan zorgen dat het wereldwijde geldstelsel niet vastloopt.
De Fed, de enige centrale bank die nieuwe dollars kan scheppen, heeft in reactie op de coronacrisis zijn swap lines met andere centrale bankenuitgebreid naar landen als Brazilië, Mexico, Australië en Zuid-Korea. Swap lines garanderen andere landen toegang tot dollarfinanciering; met hun nationale munt als onderpand lenen ze dollars bij de Fed.
Dat is nodig om de financiële markten niet nog verder te ontregelen, maar in feite vult de Fed zo de buitenlandse pinautomaten met nieuwe dollars. Gewone burgers hebben er geen toegang toe, maar de beleggers die zich nu massaal terugtrekken nemen onbeperkt op. De opkomende economieën blijven vervolgens zitten met hoge dollarschulden bij de Fed.
De ECB en de Fed faciliteren de bankrun van beleggers, die het geld vervolgens op hun bankrekening parkeren, terwijl de publieke geldpers overuren draait
De ECB neemt ondertussen haar eigen maatregelen om de euro-liquiditeit op peil te houden. Ze verlaagde de rente op de onbeperkte noodkredieten voor banken naar -0,75 procent en lanceerde het zogeheten Pandemic Emergency Purchase Programme (PEPP) van 750 miljard euro. De ECB creëert nieuwe digitale euro’s (voor een bedrag gelijk aan de economie van Nederland) om obligaties op te kopen. De ECB is dus niet meer alleen ‘lender’, maar ook ‘buyer’ en ‘market maker of last resort’. Ze houdt toezicht op diezelfde banken die ze van noodkrediet voorziet en waarvan ze als marktpartij de waardepapieren overneemt, in ruil voor het nieuw gecreëerde ‘coronageld’.
De plek waar de nieuwe euro’s en dollars als eerste terechtkomen – op de bankrekening van beleggers – maakt het noodgeld uiterst ondoeltreffend om de economie te stimuleren. De ECB en de Fed faciliteren in feite de bankrun van beleggers, hedge funds en investeringsfondsen, die het geld vervolgens op hun bankrekening parkeren. De reële economie profiteert nauwelijks, terwijl de publieke geldpers overuren draait.
De roep om monetaire vernieuwing
Dat moet anders, en dat kan ook, zeggen tal van economen, historici en juristen. De terminologie verschilt maar hun boodschap is in grote lijnen dezelfde: creëer geld dat in de samenleving terecht komt, en niet geld dat in de financiële sector blijft hangen. Tegenover dat nieuwe geld moet niet nog meer schuld komen staan. Alleen dan kun je de economie stimuleren zonder de schuldenlast van landen, bedrijven en huishoudens te verhogen.
In de VS wordt serieus nagedacht over dit helikoptergeld en de bancaire infrastructuur die daarvoor nodig is
Zelfs conservatieve economen als Lex Hoogduin pleiten nu voor (tijdelijke) opschorting van de Europese begrotingsregels en een verbod op monetaire financiering. Hoogduin ziet dit als de enige manier om de coronacrisis het hoofd te bieden: ‘Het fijne is: dit wc-papier kan zo nodig onbeperkt worden verstrekt.’
Wie vervolgens dat nieuwe geld mag uitgeven, is de volgende beleidskeuze. Je kunt de overheid collectief laten investeren of alle burgers een bedrag overmaken dat ze zelf mogen uitgeven. In de VS wordt serieus nagedacht over dit zogenoemde helikoptergeld en de bancaire infrastructuur die daarvoor nodig is: een digitale bankrekening voor burgers – dus niet meer alleen voor banken – bij de centrale bank.
The Wall Street Journal schreef: ‘Deze digitale dollarrekeningen kunnen worden gebruikt om betalingen aan huishoudens in nood te versnellen. Momenteel ontbeert de Amerikaanse overheid een infrastructuur om zulk geld snel te verspreiden, en gezien de aard van de crisis is tempo essentieel.’ In Nederland kampen we met hetzelfde probleem. Het voorstel van Kamerlid Mahir Alkaya (SP) om burgers van een digitale betaalrekening bij een publieke bank te voorzien, is nog altijd niet besproken in de Tweede Kamer.
‘Het risico van een bankrun is te groot’ of ‘de regels staan het niet toe’ zijn in deze crisissituatie geen acceptabel excuus meer om zaken bij het oude te laten. Zeker nu de grootste bankrun aller tijden – die op onze centrale banken – binnen de huidige regelgeving op klaarlichte mag plaatsvinden, zonder dat er een haan naar kraait. Ondertussen is de gezondheid van de commerciële banken, vooral in Italië, nog altijd broos. Dat de bankrun straks ook op straat begint, is niet uit te sluiten. Hervormingsvoorstellen die tot voor kort politiek onhaalbaar waren, zijn de enige uitweg uit deze crisis.
FOLLOW THE MONEY
0 reacties :
Een reactie posten