De Green Deal van de EU is ambitieus en belooft veel. De financiering ervan is echter verre van zeker.
Auteur: Bodo Ellmers.
Vertaling: Martien de Wit.
Met de Green Deal wil de EU-Commissie Europa tot aan 2050 transformeren in een klimaatneutraal continent. Daartoe moeten massale investeringen worden gedaan in gebieden zoals het koolstofarm maken van energieopwekking en de renovatie van gebouwen met het oog op een grotere energie-efficiëntie. Privé vervoer en openbaar vervoer moeten milieuvriendelijker worden gemaakt, ecologische innovaties en transformatie van de Europese industrie moeten worden bevorderd. De nieuwe en meer ambitieuze klimaatdoelstelling van Von der Leyen – tot nu toe zonder de goedkeuring van de lidstaten – is om de uitstoot tegen 2030 met 55 procent te verminderen in vergelijking met de niveaus van 1990.
Valse boekingen en slechte controles
Volgens de officiële aankondiging is de Green Deal een integraal onderdeel van het werk van de nieuwe EU-commissie om de Agenda 2030 van de Verenigde Naties en de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen of Sustainable Development Goals (SDG’s) te implementeren. Aan al deze maatregelen zou veel geld moeten worden besteed. Volgens vicevoorzitter van de Commissie, Valdis Dombrowskis, vereist alleen al de implementatie van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Agenda 2030 in de EU jaarlijks 260 miljard euro aan extra investeringen. Het is geld dat de EU-Commissie zelf niet heeft.
De financiële speelruimte van de EU-instellingen is beperkt, omdat de begroting bijna volledig afhankelijk is van bijdragen van de lidstaten, wat betekent dat de EU haar eigen belastingen niet kan heffen of schulden kan maken. De grote lijnen van de EU-begroting worden zes jaar van tevoren vastgesteld en bedragen ongeveer één procent van het bruto nationaal inkomen (BNI) van de EU. Ter vergelijking: alleen al in de Verenigde Staten bedroeg de belastinginkomsten van de centrale overheid de afgelopen 50 jaar gemiddeld 17 procent van het bruto nationaal inkomen, en de mogelijkheid van ‘tekortfinanciering’ wordt intensief gebruikt door president Trump. De EU-instellingen hebben daarentegen weinig ruimte voor spontane visies en ambitieuze deals.
Desalniettemin heeft de nieuwe EU-Commissie zich het ambitieuze doel gesteld om tegen 2030, duizend miljard euro te gebruiken om de Green Deal te financieren. Een goede helft hiervan moet via herschikking afkomstig zijn van bestaande sociale en structuurfondsen. Hoewel klimaatmainstreaming van de EU-begroting zeker moet worden verwelkomd, draagt het het risico van frauduleuze etikettering in zich – reeds geplande projecten kunnen eenvoudig worden bestempeld als ‘Green Deal-compatibel‘ – en ook het risico dat andere belangrijke EU taken, bijvoorbeeld op sociaal gebied, worden verwaarloosd.
Hoop op de particuliere sector
De Commissie vertrouwt ook op de particuliere sector. Hoewel de EU blijft terugschrikken voor harde regulering van de particuliere sector, moet een complex systeem van stimuleringssystemen en marktmechanismen ecologisch duurzame investeringen mobiliseren. De Commissie is daarom van plan vóór het einde van het jaar een herziene strategie voor duurzame financiering te presenteren. Sinds enige tijd werkt een groep experts aan een classificatiesysteem, de ‘groene taxonomie’, die het voor particuliere beleggers gemakkelijker zou moeten maken om groene vastgoedbeleggingen te vinden.
Om ook nieuwe monetaire en fiscale prikkels te creëren, is de Commissie van plan een aantal wetgevingsvoorstellen toe doen, met name de uitbreiding van de EU-emissiehandel naar andere sectoren, een CO2-grensbelasting en een hervorming van de energiebelastingrichtlijn. Men hoopt daarbij ook eindelijk ‘eigen‘ middelen voor de EU-begroting te creëren om deze onafhankelijker te maken van de bijdragen van de lidstaten. De Commissie heeft bijvoorbeeld voorgesteld dat 20 procent van de inkomsten uit emissiecertificaatveilingen rechtstreeks naar de EU-begroting moet gaan.
Het is te voorzien dat de lagere inkomensgroepen zwaar getroffen zullen worden door deze aanpassingen, aangezien de EU blijft vertrouwen op prijsmechanismen met terugwerkende kracht, zoals accijnzen op koolstofemissies. De bereidheid van de lagere inkomensgroepen om een onevenredige aanpassingslast te dragen, heeft in veel landen in Europa de grens bereikt – de protesten van de gele hesjes in Frankrijk zijn een teken aan de wand.
Een rechtvaardige overgang?
Een ‘mechanisme voor een eerlijke overgang’ en een ‘rechtvaardig overgangsfonds’ zijn daarom vanaf het begin opgenomen in de Green Deal. Volgens de Commissie biedt dit fonds ‘gerichte ondersteuning om in 2021-2027 ten minste 100 miljard euro te mobiliseren in de meest getroffen regio’s om de sociaal-economische gevolgen van de transitie te verzachten’. Hiervan is echter slechts 7,5 miljard euro nieuwe EU-financiering. Degenen die hiervan willen profiteren, moeten projecten medefinancieren met middelen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds Plus, wat zou resulteren in een totale investering van 30 tot 50 miljard euro (voornamelijk bestaande fondsen krijgen hierbij dus een nieuwe bestemming).
Bovendien is er een ‘overgangsregeling‘ in het bestaande ‘Invest EU‘ -programma, die nog niet is gespecificeerd, en die is bedoeld om particuliere investeringen van 45 miljard euro te mobiliseren, met name voor energie- en transportprojecten. De derde component is een kredietfaciliteit bij de Europese Investeringsbank (EIB) voor de financiering van transformatieprojecten in de publieke sector, zoals renovatie van gebouwen en stadsverwarmingsnetwerken.
Vooral landen die nog steeds afhankelijk zijn van CO2-intensieve energie, met name Polen en Duitsland met hun zwaar op kolen leunende energievoorziening, zullen hiervan profiteren. Ironisch genoeg ondersteunt dit niet noodzakelijkerwijs de armste landen in de EU, maar eerder degenen die achterblijven bij de groene transitie en tot nu toe op CO2-intensieve energie hebben vertrouwd. De toewijzing is gebaseerd op een complexe formule die voornamelijk bestaat uit de huidige emissie van broeikasgassen door de industrie, de productie van schalieolie en turf en de werkgelegenheid in de kolensector en in de broeikasgas-intensieve industrie.
Dit wordt slechts lichtjes aangepast door een BNI-multiplier om iets meer geld te geven aan armere landen. Als gevolg hiervan gaat 2,0 van de 7,5 miljard euro naar Polen en 866 miljoen naar Duitsland. Volgens de blending magic-formule van de EU, die wordt verondersteld nieuwe middelen uit de begroting te gebruiken om andere publieke en private investeringen aan te trekken, zouden vanuit alle drie de pijlers uiteindelijk investeringen van 27,3 (Polen) en 13,4 miljard euro (Duitsland) ter beschikking zijn, wanneer de gewenste hefboomeffecten optreden.
De weinige nieuwe middelen in het financieringsplan van Von der Leyen, de 7,5 miljard, zouden moeten komen van een verhoging van de EU-begroting. Het enthousiasme van de leden om de EU meer fiscale ruimte te geven is traditioneel laag, wat ook tot uiting komt in de lopende onderhandelingen over de volgende EU-begroting, het meerjarige financieringskader voor de periode 2021-2027. Vooral Duitsland behoort opnieuw tot de blokkeerders. Alleen al de aankondiging van de Commissie om het budget te verhogen tot 1,11 procent van het BNI stuitte op weerstand in Berlijn. Dit betekent dat zelfs deze 7,5 miljard niet zeker zijn.
Kritiek van NGO’s en oppositie
NGO’s in Brussel zoals ActionAid en Eurodad en oppositiegroeperingen in het Europees Parlement hebben er kritiek op dat de Commissie de mogelijke beleidsopties geenszins heeft uitgeput. Landen in de periferie van de EU met een enorme achterstand in investeringen na een decennium van het bezuinigingsbeleid dat door Brussel is opgelegd, zouden kunnen worden ondersteund door schuldenruilovereenkomsten (debt-to-green-deal swaps). De EU zou hen bevrijden van schulden van de Europese financieringsfaciliteiten als zij dit gratis budget gebruiken voor groene investeringen.
De EU zou ook ontwikkelingslanden moeten ondersteunen bij de groene transformatie, wat in eerste instantie betekent dat zij zich houden aan internationale verplichtingen die uit de ontwikkelings- en klimaatfinanciering voortvloeien. De huidige plannen van de Commissie om te voorkomen dat ‘vuile‘ invoer Europa binnenkomt met een nieuwe CO2-grensbelasting, zouden daarentegen een niet-tarifaire handelsbelemmering zijn die met name de armste ontwikkelingslanden zou treffen.
Critici wijzen er daarom op dat de EU en haar lidstaten nog steeds onaangeboord potentieel hebben om de particuliere sector te betrekken bij de financiering van de Green Deal: krachtiger optreden tegen belastingparadijzen binnen en buiten de EU en effectieve maatregelen tegen belastingontwijking door transnationale ondernemingen kunnen de EU helpen budgettaire ruimte te creëren die het nodig heeft voor groene transformatie. Een strategie die grotendeels is gebaseerd op marktprikkels voor particuliere beleggers, geeft de Green Deal vanaf het begin een wankele basis.
***
Dit artikel werd gepubliceerd in de Informatiebrief World Economy & Development
Bodo Ellmers is adviseur voor ontwikkelingsbeleid bij het European Network on Debt and Development (Eurodad) en lid van de OESO-werkgroep over de effectiviteit van ontwikkelingshulp.
0 reacties :
Een reactie posten