Het Urgenda-arrest getuigt van een onjuiste opvatting van het recht.
12-2-2020
Een bijdrage van Jeroen Hetzler.
Hierover schreef Afshin Ellian een artikel dat zeer de moeite van kennisname waard is. Omdat het zeer waarschijnlijk achter een betaalmuur zit, zal ik in ruime mate delen ervan citeren:
De Hoge Raad zegt dat Stichting Urgenda, een Nederlandse organisatie die zich ten doel stelt om Nederland sneller duurzaam te maken, het recht heeft om ter bescherming van ‘gelijksoortige belangen van andere personen’ een proces te voeren tegen de Nederlandse Staat. Wat zijn de gelijksoortige belangen van andere personen? De reductie van de uitstoot van broeikasgassen is het belang waarvoor Urgenda in naam van u, mij en zeventien miljoen anderen gerechtigd is om te procederen. Een eigenaardige toepassing van een wetsartikel.
Het begint al bij de vraag of er sprake is van een belang. Immers, de exacte rol van CO2 staat bij lange na niet vast. Hier is immers geen consensus over.
Niemand van ons heeft Urgenda toestemming gegeven om namens ons op te treden. Hoe heeft de rechter bepaald dat Urgenda namens een meerderheid van de bevolking spreekt en procedeert? Dat heeft de Hoge Raad niet vastgesteld.
Urgenda c.s. werpen zich ongevraagd op als beschermers van ons burgers tegen gefabuleerde rampen met zeer hoge mitigatiekosten als gevolg. Wie denkt Minnesma c.s. wel wie zij zijn om de burger ongevraagd op hoge kosten te jagen?
De Hoge Raad maakt nog een ernstige fout in deze zaak. De Nederlandse Staat heeft zich een internationale verplichting opgelegd. In het internationale verkeer zijn alleen de staten het subject van het recht. Alleen staten zijn gerechtigd of bevoegd om met andere staten verplichtingen aan te gaan.
Alleen de Staat dus en niet de Hoge Raad noch Urgenda.
De Nederlandse regering vertegenwoordigt de Nederlandse Staat en de regering is gevormd door de wil van een meerderheid in het Nederlandse parlement. En inderdaad wordt het Nederlandse parlement gevormd door de uitslag van de laatste verkiezingen. Het zijn dus de Nederlandse burgers die aan de Nederlandse regering gezag en bevoegdheid verlenen om namens de Nederlandse Staat deel te nemen aan het internationale verkeer. Hier zijn alle stichtingen en andere belangenbehartigers irrelevant. Daarom is de wijze waarop de Hoge Raad art. 3:305a BW heeft toegepast, in strijd met het door de Grondwet gewaarborgd democratische stelsel.
In de redenering van de Urgenda-zaak wordt de rol van het Parlement genegeerd:
Het is dus alleen de regering die bepaalt in welke mate en in welke vorm de internationale verplichtingen worden uitgevoerd. En het is aan het parlement om te controleren of de regering deze verplichtingen nakomt. De meerderheid van de parlementariërs die deze regering steunen, vinden dat de Nederlandse regering zich voldoende inspant om de verplichting (de reductie van uitstoot van broeikasgassen) na te komen. Het is dus niet aan de rechter, maar aan het parlement om de regering op dit gebied te controleren.
Hier zien wij het ontsporen van de rechtspraak. Ook hier weer een voorbeeld van het morele verval als gevolg van klimaatgroepsdenken:
Met de verkeerde toepassing van de wet – althans strijdig met de Grondwet, namelijk het doorkruisen van de exclusieve bevoegdheden van de wetgever en de uitvoerende macht bij het aangaan en het uitvoeren van internationale verplichtingen – schond de Hoge Raad een belangrijk beginsel van de rechtsstaat, de trias politica, de scheiding der machten. Doordat ook de Hoge Raad de meerderheid van het parlement dat achter het regeringsbeleid staat, negeert, schendt de Hoge Raad het democratiebeginsel.
Dit is een zorgwekkende ontwikkeling die onze hele maatschappij op allerlei andere terreinen al heeft aangetast en het wantrouwen onder de burgers doet toenemen. Tot slot, maar niet minder intrigerend cruciaal punt: de rol van de, overigens verzonnen, 97%-consensus:
De Hoge Raad trad in dat arrest buiten zijn kennis en bevoegdheden door te redeneren: ‘In de klimaatwetenschap en binnen de internationale gemeenschap bestaat een brede consensus dat naarmate reductiemaatregelen later worden getroffen, deze ingrijpender en kostbaarder moeten zijn om het beoogde einddoel te halen.’ De klimaatwetenschap en de internationale consensus vormen geen argument voor een rechter om aan beleid van een staat op internationaal niveau vorm te geven. Als dit waar is, dan zou de Hoge Raad ook volgens brede consensus in de wetenschap moeten instemmen met het verbieden of duurder maken van sigaretten, fossiele brandstoffen en vuurwerk. Er zijn ontzaglijk veel domeinen die volgens de logica van dit arrest onder de bevoegdheid van de rechter vallen om daarover het beleid vorm te geven.
Het Urgenda-arrest getuigt van een onjuiste opvatting van het recht.
Zo eindigt het artikel in EW.
Het is inderdaad weinig geruststellend dat onze democratische rechten op steeds meer terreinen met voeten worden getreden en ingeperkt uit naam van de CAGW-hypothese (vermeend door mensen veroorzaakte catastrofale opwarming). Uit naam van deze weerlegde hypothese worden natuurgebieden, bossen, vogels, vleermuizen, het landschap, onze gezondheid, de welvaart van toekomstige generaties vernietigd of aangetast. Ook boeren, bouwers, baggeraars en industrieën moeten het ontgelden, maar dit alles is opeens wel geoorloofd. Wat een morele degeneratie.
Ceterum censeo Legem Climae delendam esse.(Overigens ben ik van mening dat de klimaatwet moet worden vernietigd).
0 reacties :
Een reactie posten