Wie volhoudt dat we de stem van omwonenden van windmolens, of van de ‘gasklevers’, moeten negeren of bestraffen, begeeft zich op gevaarlijk terrein. Het betekent doorgaans maatregelen waarvoor simpelweg onvoldoende publieke steun is – en dat is een recept voor tirannie.
24-1-2020
Waarom we moeten luisteren naar
antiwindmolenactivisten
Bij de energietransitie kunnen we niet overal tegen zijn. Maar, schrijft Marco Visscher, kunnen we dan ten minste vóór het recht van de lokale bevolking zijn om te bepalen hoe er in hun gebied invulling aan wordt gegeven?
Het afgelopen jaar was ik geregeld in de Veenkoloniën. Maar ik was niet terug op mijn Drentse geboortegrond om te genieten van de weidsheid van het unieke landschap; ik schreef over het windmolenpark dat er wordt gebouwd. Daar was jarenlang veel verzet tegen: van bezwaarschriften via bedreigingen naar vernielingen. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding waarschuwde voor radicalisering onder de noorderlingen. Op 30 januari houdt de rechtbank in Assen een regiezitting in de geruchtmakende zaak rondom de ‘windmolenterreur’.
Over een jaar staan er 45 windmolens, opgesteld in zes rijen. Een lintdorp als Gasselternijveenschemond zit straks ingeklemd tussen de windmolens: zes aan de ene, zeven aan de andere kant. Het zijn geen kleintjes. De ashoogte, op 145 meter, ligt hoger dan de Rembrandttoren, de grootste wolkenkrabber van Amsterdam. Gaan we uit van de ‘tiphoogte’, waar het topje van de wieken reikt, dan gaat het om 210 meter – en dat in een gebied zonder hoogbouw.
Veruit de meesten die ik sprak, vinden dat we iets aan de klimaatverandering moeten doen. Ze hebben niets tegen windenergie, zeggen ze, maar willen niet tussen de windmolens wonen. Een onderzoeksbureau ondervroeg duizenden Veenkolonialen. Bijna 80 procent was ‘tegen’ of ‘sterk tegen’. Op zijn kantoor in Nieuw-Buinen zei Jan Nieboer, de markante activist die nog altijd verdachte is: ‘De mensen hier accepteren de windmolens niet. Ze blazen ze nog liever de lucht in.’
Tijdens mijn bezoeken dacht ik geregeld aan andere plekken waar ik als journalist was geweest. Aan Tirupur bijvoorbeeld, een uit de kluiten gewassen stad in India die was overspoeld door textielfabrieken en naaiateliers voor de productie van goedkope T-shirts. Of aan Ecuador, waar vanuit vliegtuigjes bestrijdingsmiddelen werden gesproeid op de uitgestrekte bananenplantages, terwijl de kinderen van de dagloners er aan het spelen waren en de was hing te drogen; de spetters bleven achter op mijn schrijfblokje.
Waarom moest ik nu uitgerekend hier, in dit oer-Hollandse landschap met akkers vol aardappelen en suikerbieten, terugdenken aan die exotische reizen? Omdat het me langzaam begon te dagen dat het in Noord-Drenthe eveneens een reportage betrof over hoe de lokale bevolking onder de voet is gelopen in een strijd met grote politieke en economische belangen.
Ver weg valt sociale onrechtvaardigheid eerder op. Het gaat om achtergestelde gebieden met arme, laaggeschoolde boeren en arbeiders die er soms al generatieslang wonen. Dan komen slimme zakenlui die geld ruiken en de regio’s meeslepen in iets dat ‘ontwikkeling’ heet. Als er bijna onvermijdelijk spanningen ontstaan, is het snel duidelijk voor welke van deze partijen de overheid wat harder loopt.
Wacht even, gebeurt zoiets in Nederland met zijn moderne democratie en rechtsstaat?! Misschien niet, maar wel gelden de Drentse Veenkoloniën als een gebied met relatief veel arme, laaggeschoolde mensen. De inkomens blijven achter en de werkloosheid is hoger dan elders. En ook hier komt er dan ineens een ‘economische impuls’ van ondernemers van wie een enkeling goed is ingevoerd op het Binnenhof. Nadat ze jarenlang geen medewerking hadden gekregen bij de gemeenten en de provincie, meldden ze zich via een nieuw opgetuigde wet in 2009 bij een Haags ministerie. Toen liet de toestemming voor de bouw van het windpark niet lang op zich wachten.
Afijn, zoek de overeenkomsten...
Het liep uit op een drama. Er kwamen boze protesten, ludieke acties en weloverwogen brieven tot aan de Raad van State aan toe. Er kwamen posters voor de ramen, spandoeken langs de tuinhekken en stickers op lantaarnpalen. Sommigen schoten onvergeeflijk door. Windboeren kregen thuis een kerstkaartje met dreigende teksten. Bestuurders die zouden ‘collaboreren’ met de vijand, zagen zichzelf terug op pamfletten, afgebeeld als kampbeulen met een nazipet op. Meewerkende bedrijven en organisaties ontvingen een dreigbrief. Er werd asbest gedumpt om bouwbedrijven te intimideren. Vier mensen zijn intussen aangehouden in verband met het onderzoek naar het verzet tegen zowel windpark De Drentse Monden en Oostermoer als windpark N33, iets verderop, richting Veendam.
Intussen kan het er op visite heftig aan toe gaan. Buren ontlopen elkaar. Binnen families zijn ruzies ontstaan. In Gasselternijveenschemond, waar ik voor De Groene Amsterdammer tijdelijk mijn thuishonk had, zegt Juan Groenhof: ‘Vriendschappen zijn stukgegaan.’ Jaap Munneke: ‘De sfeer is verpest.’ Egbert Huiting: ‘De samenhang in het dorp valt uiteen.’ Sommigen zijn verhuisd, niet op de vlucht voor klimaatverandering, maar voor klimaatbeleid.
De omwonenden voelen zich behandeld als ‘voetveegjes’. Zij vinden dat niemand heeft geluisterd naar hun zorgen over de bescherming van de gemeenschap en het landschap. Hier wordt het lastig. Dit zijn kernwaarden van de groene, linkse kerk waar ik uit kom. Hoe moet je hier nu over denken als je zowel de democratie waardeert, als het voornemen om ons gebruik van fossiele brandstoffen af te bouwen?
Dat is een relevante vraag, want met de transitie naar duurzame bronnen zullen er in Nederland nog heel wat windmolens bij komen. In 2030 moet 70 procent van al onze elektriciteit komen uit wind, zon en biomassa. Momenteel is dat nog maar zo’n 15 procent. Een deel van de windmolens komt op zee, een ander deel op land. Steeds meer mensen zullen er in hun omgeving mee te maken krijgen. Dat belooft wat, want nu al onstaan overal protestgroepen zodra er ook maar een vermoeden is van een windmolen vlakbij. En dan hebben we het nog niet eens over al die woonwijken die van het aardgas af moeten. De gemeente Purmerend onderzoekt al maatregelen tegen de zogenoemde ‘gasklevers’ die geen gerommel in hun huis willen.
Wie neemt het op voor Groenhof, Munneke, Huiting en al die anderen in de rest van het land die moeite hebben met de invulling van onze energietransitie?
Voor het antwoord op die vraag wilde ik zijn bij Naomi Klein. Al twintig jaar, sinds haar boek No logo, geldt de Canadese journalist als een gevierd criticus van de nauwe banden tussen overheden en bedrijven. In een recenter boek, No time, neemt ze het op voor lokale bewoners die zich keren tegen industriële activiteiten in hun leefgebied, en bijvoorbeeld nee zeggen tegen boringen naar schaliegas of de aanleg van pijpleidingen.
Volgens Klein wordt dit verzet gesteund door heel gewone mensen die er niet uitzien ‘als typische actievoerders’. Ze lijken, schrijft ze, ‘op de plaatsen waar ze wonen, en ze zien eruit als iedereen’. Ze zeggen nee tegen bedrijven die ‘rücksichtslos talloze maagdelijke gebieden’ binnendringen. Inheemse volkeren – ofwel, de oorspronkelijke bewoners van een gebied – vormen de onbetwiste leiders. Dit alles suggereert dat Klein opkomt voor Veenkolonialen als Groenhof, Munneke en Huiting. Immers, ook zíj zijn geworteld in hun gemeenschap, zien er heel gewoon uit en willen niet dat hun leefomgeving wordt verstoord.
Zou het misschien anders zijn omdat hun verzet zich keert tegen een mogelijke oplossing van het klimaatprobleem? Nee, want in haar boek zegt Klein óók nee tegen CO2-arme bronnen als kernenergie en waterkracht. Tijdens een interview vroeg ik haar daarom naar haar kijk op het verzet tegen windmolens. ‘Ik vind dat mensen het recht hebben om te zeggen wat er in hun omgeving gebeurt, of dat nu gaat om een kolenmijn of een windmolenpark’, begon ze. Daarna ging het over hoe je het verzet tegen windmolens kunt wegnemen met ‘betere voorlichting’. En je moet omwonenden laten profiteren, zei ze, bijvoorbeeld door hen mede-eigenaar te maken van een windpark.
Dat antwoord klinkt redelijk, maar geeft te denken. Zou je dan ook omwonenden van een kolencentrale of kerncentrale ‘beter’ gaan voorlichten en laten meeprofiteren – en verwachten dat ze zich koest houden? En fundamenteler: is alles met geld af te kopen? Moeten we op elk gevoelig politiek besluit een prijskaartje plakken? Waarom dan geen compensatie voor de omwonenden van een staalfabriek, een autogarage of een asielzoekerscentrum?
Overigens stelt Klein niets nieuws voor. In Nederland luidt het devies in de energietransitie al: nodig omwonenden uit te participeren, maak ze mede-eigenaar, laat ze meeprofiteren. Immers, als ze delen in de winst of korting krijgen op hun energierekening, dan miepen ze niet meer. Voor sommigen is dat afdoende. Anderen beseffen dat het vermoedelijk onvoldoende zal zijn om de waardedaling van hun woning te compenseren. En de tegenstanders worden gesterkt in hun vermoeden dat de windmolens leiden tot geluidsoverlast, slapeloosheid en hoofdpijn. Waarom zouden ze anders smartegeld krijgen?
In Drenthe blijkt weinig enthousiasme te heersen over wat wordt gezien als ‘spiegeltjes en kraaltjes’. Miriam Ootjers, uit Nieuwediep: ‘Al geven ze me 100 duizend euro, ik wil het niet.’ Jan Bezema, uit Gasselternijveenschemond: ‘Met geld los je het niet op.’
Beleidsmakers bij gemeenten en provincies willen maar al te graag een situatie als in de Veenkoloniën voorkomen. Hoe? Door burgers al vroeg bij de plannen te betrekken. Door werkgelegenheid te creëren bij bouwbedrijven in de regio. Door de voorstanders in de zaaltjes eruit te pikken en tot boegbeeld te maken. Door via een loting willekeurig burgers aan te wijzen om gezamenlijk mee te denken. Dat alles helpt inderdaad een beetje en soms een boel. Maar lokaal verzet zal blijven komen. Hoe neem je dat weg?
Ik dacht altijd dat de verlossing zou komen van experts. Als we nu maar zouden luisteren naar wat de experts ons adviseren, dan komt het wel goed. Zo schreef ik het een jaar geleden in mijn boek, De energietransitie. Toch is dat onbevredigend. Kom maar op met energie-experts en klimaatwetenschappers. Oh, doe ook maar economen. En planologen. En biologen. En landschapsarchitecten graag. Wie bepaalt welke expertise nodig is? En: wie selecteert de experts? Ook de beste wetenschappers zijn nooit helemaal onafhankelijk. Voor iedere mening is wel een expert te vinden.
De inbreng van experts is belangrijk, maar mag nooit het einde van een discussie betekenen. Politici mogen zich niet achter hen verschuilen om een publiek debat over hun beleidskeuzen te ontlopen. Zo’n expertocratie zou burgers reduceren tot passieve ontvangers van kennis die ze moeten slikken als waarheid. Dat is funest voor de democratie. Het gaat erom dat politici anderen moeten overtuigen en aangeven welk vraagstuk prioriteit heeft. Lukt dat niet, dan schieten uitleg, bewijzen en argumenten kennelijk tekort. Dan moeten ze beter hun best doen.
Zelf behoor ik tot de groeiende groep mensen die vanwege klimaatzorgen voorstander van kernenergie werden. Maar ik maak mij geen illusies. Als er al concrete plannen voor een kerncentrale komen, kun je erop wachten tot goed georganiseerde en goed gefinancierde actiegroepen als Greenpeace en Milieudefensie in actie komen.
Nederland is tegen. Tegen boringen naar Gronings gas. Tegen biomassa. Tegen kernenergie. Tegen windmolens – althans, als ze te dichtbij komen. Tegen zonneparken in natuurgebieden. Tegen opslag van CO2 onder de grond. En toch... Toch zal er iets moeten gebeuren in onze energievoorziening, zodat die niet langer bijdraagt aan klimaatverandering.
De belangrijkste les die ik uit Drenthe meenam, is dat we de overgang naar een fossielvrije samenleving niet kunnen doormaken zonder publieke steun. Als we het beleid doordrukken, zoals in de Veenkoloniën is gebeurd, creëren we een golf van negativiteit en weerstand die de strijd tegen klimaatverandering geen dienst zal bewijzen.
Er is wel een serieus nadeel: met publieke steun duurt het langer om de opwarming binnen de perken te houden – en de tijd dringt met een opwarmende aarde. Maar laten we ons niet gek laten maken: de wetenschap heeft Nederland geen deadline gegeven over wanneer onze CO2-reductie naar nul moet. Bij uitblijvend effectief beleid zullen we moeten leren leven met de gevolgen van de klimaatverandering, en er het beste van proberen te maken.
Wie volhoudt dat we de stem van omwonenden van windmolens, of van de ‘gasklevers’, moeten negeren of bestraffen, begeeft zich op gevaarlijk terrein. Het betekent doorgaans maatregelen waarvoor simpelweg onvoldoende publieke steun is – en dat is een recept voor tirannie.
De Volkskrant
5 reacties :
Blijven inspelen hoe we klimaatverandering moeten tegen gaan. Klimaatverandering is van alle tijden, daar kan de mens helemaal niets aan veranderen of vlogen er vliegtuigen, reden er auto's, voeren er al schepen in de tijd dat o.a Groenland nog groen was?
Fijn, we hebben met anoniem 1 een klimaatwetenschapper in ons midden.
Anoniem 2, mensen met ook maar het geringste beetje verstand kunnen op internet opzoeken hoe het werkelijk met het klimaat zit. Dat u er te dom voor bent en bent blijven steken in uw simpele denkbeelden is triest.
Bent u nooit op het idee gekomen om zelf eens uit te zoeken hoe het ongeveer in elkaar zou kunnen zitten? Het is wel heel erg naïef om te blijven denken dat het klimaat door de miljoenen jaren heen gelijk is gebleven zoals u min of meer veronderstelt met uw ongepaste opmerking. U zou bijvoorbeeld kunnen lezen dat Nederland vroeger sub tropisch was, Groenland groen, er dierlijk landleven op de Doggersbank was( https://nl.wikipedia.org/wiki/Doggersbank), enz.
Het is erg gemakkelijk om anderen te kijk proberen te zetten maar probeer dan in ieder geval iets van de materie te weten te komen, zelfs dat is u teveel moeite anders ventileert u dergelijke nonsens niet.
Beste anoniem 1, u weet wel héél veel informatie te putten uit slechts één zin.
Anoniem 2, misschien dat u in het vervolg een niet zo laatdunkende tekst kunt schrijven en zich in het vervolg concentreert op het onderwerp ipv. andere reageerders belachelijk proberen te maken?
Een reactie posten