Stikstofdeposities en rekenmodellen ingewikkeld?
Volgens directeur-bestuurder Jan Willem Erisman van het Louis Bolk Instituut valt ook aan leken goed uit te leggen hoe het RIVM meet en rekent. En ook dat de cijfers in grote lijnen kloppen.
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu ligt in toenemende mate onder vuur vanwege de metingen die ten grondslag liggen aan de aangekondigde stikstofmaatregelen van de overheid. Eerst lieten vooral de boeren van zich horen: ze zeggen dat de cijfers van het RIVM - de agrarische sector zou verantwoordelijk zijn voor 46 procent van alle stikstofneerslag op natuurgebieden - niet kloppen en dat de meetpunten niet deugen.
De boeren eisen daarom onafhankelijk onderzoek. Deze week bleek dat ook in de Tweede Kamer de twijfel over de door het RIVM gebruikte rekenmodellen groeit. Onder andere regeringspartij CDA schaart zich in het kamp van de boeren, net als de SGP. Ze menen óók dat het RIVM geheimzinnig doet over het gebruikte rekenmodel om de stikstofdepositie bij te houden.
Geheimen
Volgens Jan Willem Erisman - tot 1 oktober buitengewoon hoogleraar integrale stikstofstudies aan de VU - heeft het RIVM geen geheimen als het gaat om de stikstofberekeningen. ,,Iedereen roept dat er onvoldoende informatie is, maar die wetenschappelijke studies van het RIVM zijn gepubliceerd, ze zijn te vinden. Ik vind wél dat het RIVM transparanter zou kunnen zijn. Ze moeten meer uit hun schulp kruipen, uitleggen wat ze doen. Ook aan leken.’’
De boeren schermen ermee dat twee RIVM-meetpunten - in de Peel en Achterhoek - verkeerd zijn gekozen. Een van de meetpunten zit bijvoorbeeld bovenop een rioolput. ,,Het gaat om twee van de zes vaste landelijke meetpunten, die continu meten. Daarnaast worden er in 86 natuurgebieden maandgemiddelden gemeten van stikstofdeposities’’, aldus Erisman. Al die gegevens bij elkaar leveren - ondanks de problemen met de twee meetpunten waar de boeren kritiek op hebben - een representatief beeld op van de situatie in Nederland en hoe het in de natuurgebieden gaat met stikstofdeposities, stelt de oud-stikstofprofessor.
De informatie van de meetpunten wordt - anders dan veel mensen denken - niet direct gebruikt in het rekenmodel van het RIVM, maar eerder om de berekeningen te toetsen. ,,Het model is gebaseerd op een aantal variabelen. Inschattingen over de emissie van verschillende bronnen als industrie, autoverkeer en agrarische sector bijvoorbeeld. Maar ook depositiesnelheden. Bij al die variabelen zijn er onzekerheden’’, stelt Erisman. ,,En er zijn ook al jaren verdachtmakingen dat het RIVM niet de juiste gegevens gebruikt.’’
Zelf denkt hij dat de RIVM-cijfers in grote lijnen wél kloppen. Bij de VU keek hij naar satellietbeelden. ,,Twee keer per dag komen er mooie ’kleurplaten’ beschikbaar. Die worden vergeleken met de gegevens van het RIVM, dat zelf niet naar de satellietbeelden kijkt. Bij de VU worden ook eigen rekenmodellen gebruikt, die samen met TNO zijn ontwikkeld. Zie het als een onafhankelijke toets. Als je de gegevens naast elkaar legt, zijn er wel wat nuanceverschillen. Maar in beide modellen is de agrarische sector de grootste stikstofbron.’’
Wat nu nog onvoldoende wordt gemeten - en dat is volgens Erisman een gemis - is of de natuurkwaliteit omhoog of omlaag gaat. Maar dat is een ander verhaal.
1 reacties :
Rekenmodellen dienen uitsluitend om de boel te manipuleren en voor Jan Willem Erisman zal wel een mooie promotie klaar liggen., zo werkt dat tenslotte.
Een reactie posten