Een pgb-houder uit de gemeente Leudal ontvangt een nabetaling van zijn gemeente . Die had hem ten onrechte een lager pgb-tarief beschikbaar gesteld voor de zorg die door zijn moeder werd geleverd. Omdat niet de raad maar het college dat lagere tarief voor familieleden heeft vastgesteld, is het volgens de Rechtbank Limburg niet rechtsgeldig.
Onderscheid familie en andere niet-professionele hulpverleners
De gemeente Leudal had in een besluit van maart 2016 besloten de pgb-houder een budget uit te keren dat mede was gebaseerd op een uurtarief van 7,17 euro voor begeleiding door zijn moeder. Daartegen maakte hij bezwaar; hij vindt het onterecht dat er in de tarieven onderscheid wordt gemaakt tussen familieleden en andere niet-professionele hulpverleners.
Verboden delegatie
De rechtbank Limburg zette uiteindelijk een streep door het bestreden besluit van de gemeente Leudal omdat er sprake zou zijn van ‘verboden delegatie’. De Wmo 2015 bepaalt dat de gemeenteraad in de verordening moet bepalen onder welke voorwaarden per pgb zorg wordt ingekocht bij personen uit iemands sociale netwerk. Jurisprudentie van de Centrale Raad voor Beroep bepaalt dat ook eventuele tariefsdifferentiatie door de raad moet worden vastgelegd in zo’n Wmo-verordening. ‘Dit betekent dat in de onderhavige Verordening ten onrechte is bepaald dat het college nadere regels kan stellen over de hoogte van het pgb en het vaststellen van het pgb met inachtneming van wat in dat artikel is bepaald.’
Latere bepaling gemeenteraad mag niet baten
Ook het feit dat de Leudalse gemeenteraad in januari 2018 alsnog bepalingen over tariefsdifferentiatie in de Wmo-verordening heeft opgenomen, mag voor de gemeente Leudal niet baten. ‘Deze wijziging van de verordening ziet immers niet op de periode in geding’, aldus de rechtbank. Resultaat is dat de gemeente Leudal met terugwerkende kracht een pgb op basis van een uurtarief van 35,84 euro moet nabetalen.
Binnenlands Bstuur
0 reacties :
Een reactie posten