In deze studie verkent het PBL wat in 2030 de mogelijke economische gevolgen en effecten op emissies zijn van de aangescherpte Europese beleidsdoelen voor lucht, klimaat en energie.
Rapport | 29-09-2017
In 2016 zijn in de Europese Unie afspraken gemaakt over emissiedoelen voor luchtverontreinigende stoffen voor 2030. Daarnaast heeft de Europese Commissie in 2015 en 2016 voorstellen gedaan om de Europese doelen voor broeikasgasreductie, hernieuwbare energie en energiebesparing aan te scherpen.
Uitstoot broeikasgassen tot 43 procent lager, tegen 0,4 procent verlies aan inkomen
Onder reeds vastgesteld beleid vermindert de uitstoot van broeikasgassen in de Europese Unie in 2030 met 33 procent ten opzichte van 1990. De aanscherping van het Europese lucht-, klimaat- en energiebeleid zorgt voor een verdere reductie tot 43 procent ten opzichte van 1990, dat is voorbij het doel van 40 procent.
De kosten voor het totaal aan voorgenomen beleid zijn circa 0,4 procent van het Europese inkomen in 2030. Het inkomensverlies door aanscherping van het klimaat- en energiebeleid is meer dan tien maal zo groot als het inkomensverlies door aanscherping van het luchtbeleid. In Nederland is het inkomensverlies in 2030 minder dan het Europees gemiddelde.
Zonder doelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing is de broeikasgasreductie in de EU in 2030 lager dan het afgesproken doel
De broeikasgasreductie in 2030 die met het Europese klimaat- en energiebeleid wordt behaald is vooral het gevolg van de voorgestelde doelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing. Zonder deze doelen is de reductie in 2030 circa 36 procent. Door de crisis is er binnen het Europees emissiehandelssysteem een overschot aan emissierechten opgebouwd. Deze rechten zullen ook in 2030 worden gebruikt en zorgen ervoor dat de reductie, zonder doelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing, in 2030 minder zal zijn dan het door de Europese Unie afgesproken doel van 40 procent.
Werkgelegenheid verschuift van vervuilende naar minder vervuilende productie
Door het aangescherpte lucht-, klimaat- en energiebeleid worden elektriciteit, transport en producten uit de industrie en de landbouw duurder. Omdat de vraag naar deze producten zal afnemen zullen deze sectoren minder produceren. De dienstensector gaat juist meer produceren. Door de veranderingen verschuiven in Europa banen van de industrie, de transportsector en de landbouw naar de dienstensector. Hoewel de productie van elektriciteit afneemt, neemt het aantal banen in de elektriciteitssector in de Europese Unie toe doordat de opwekking van hernieuwbare elektriciteit arbeidsintensiever is dan de opwekking van elektriciteit in kolen- en gascentrales. De verschuivingen in werkgelegenheid hebben betrekking op 0,1 tot 0,2 procent van de totale werkgelegenheid in de economie.
Auteur(s) | Corjan Brink en Winand Smeets |
---|---|
Rapportnr. | 1950 |
Publicatiedatum | 29-09-2017 |
0 reacties :
Een reactie posten