De Nationale Ombudsman billijkt gedrag SER, maar onze kritiek op informatie van de SER over windenergie en omwonenden blijft overeind.
___________________________________________________________________
NKPW
PERSBERICHT
Tevens open brief aan mevrouw Hamer en de heer Nijpels
Annerveenschekanaal, 26 januari 2017
De Nationale Ombudsman billijkt gedrag SER, maar onze kritiek op informatie van de SER over windenergie en omwonenden blijft overeind.
En dus gaan we door!
Historie
De Borgingscommissie Energieakkoord publiceert op de website van de SER “factcheckers” met - zo is de claim - objectieve informatie over onderwerpen van belang voor het Energieakkoord. Aflevering drie van die factcheckers handelt over de voor- en nadelen van windenergie voor omwonenden. In het najaar van 2015 schreven de voorzitters van de NLVOW en de NKPW een brief aan de voorzitter van de Borgingscommissie, de heer drs. E.H.Th.M. Nijpels, om hem te laten weten dat die factchecker naar hun mening tal van onjuistheden bevatte. Toen daarop noch door de heer Nijpels, noch in tweede instantie door de voorzitter van de SER, mevrouw drs. M.I. Hamer, inhoudelijk werd gereageerd, dienden de NLVOW en het NKPW op 19 februari 2016 een klacht in bij de Nationale Ombudsman.
In een rapport van 25 oktober 2016 oordeelde de Ombudsman dat de klacht gegrond was en dat de onderzochte gedraging van de SER niet behoorlijk was. Kort daarna verzocht de SER om herziening van dat rapport op grond van het feit dat de SER een eerdere brief van de Ombudsman met het verzoek om te reageren op het concept-rapport niet had ontvangen. Dat verzoek kwam dus na het uitkomen van het definitieve rapport van de Ombudsman en pas toen beschreef de SER ook hoe de factchecker tot stand was gekomen, informatie die tot dan toe dus niet beschikbaar was, noch bij de NLVOW en NKPW, noch bij de Ombudsman. Op 18 januari 2017 kwam de Ombudsman met een herzien rapport en daarin werd geconcludeerd dat de klacht van de NLVOW en het NKPW niet gegrond was en (dus) dat er geen sprake was van onbehoorlijk gedrag.
Hoe kan dit?
Zoals de Nationale Ombudsman expliciet aangeeft, toetst hij of een bepaalde gedraging behoorlijk is - alleen de rechter mag beoordelen of iets rechtmatig is. In het rapport van 18 januari 2017 geeft de Ombudsman helder aan hoe hij beoordeelt of een gedraging behoorlijk is. In dit verband is het vereiste van onpartijdigheid het meest relevante criterium. Zoals de Ombudsman het verwoordt: Het is een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat de overheid zich onpartijdig opstelt en zonder vooroordelen handelt. Dit impliceert dat een overheidsinstantie zich actief opstelt om iedere vorm van vooroordeel of (schijn van) partijdigheid te vermijden.
Kern is dus dat een overheidsinstantie zich actief opstelt om partijdigheid te vermijden. Welnu, uit de informatie die de Ombudsman na het eerste rapport van eind oktober ontving van de SER over de gang van zaken bij het opstellen van de factchecker leidt de Ombudsman af dat de SER en de Borgingscommissie aan die eis hebben voldaan. Kort gezegd kwam die gang van zaken er op neer dat het secretariaat van de Borgingscommissie een stelling formuleert, dat die stelling wordt voorgelegd aan een organisatie van wetenschappers en onderzoekers met de naam “Het Groene Brein”, dat die organisatie onderzoekers selecteert die een concept-factchecker schrijven, dat dit concept door andere groene breinen wordt gecheckt en dat er tenslotte een check is op leesbaarheid.
Op basis van die informatie - die dus niet beschikbaar was bij het opstellen van het eerste rapport van eind oktober - komt te Ombudsman in het herziene rapport van 18 januari 2017 tot de conclusie dat de SER en de Borgingscommissie zich voldoende actief hebben opgesteld om vooroordeel of partijdigheid te vermijden. Noch van de voorzitter van de SER, noch van de voorzitter van de SER, kan - zo zegt de Ombudsman - verwacht worden dat zij na de geschetste gang van zaken ook nog eens zelf de factchecker gaan controleren.
Wat vinden wij er van?
Misschien opmerkelijk, maar we zijn het eigenlijk wel eens met de conclusie van de Ombudsman. In elk geval kunnen we (de kern van) zijn redenering goed begrijpen. We begrijpen dus ook waarom hij in het rapport van 18 januari 2017 met een andere conclusie komt dan in het rapport van 25 oktober 2016. Reden voor die ommezwaai: dat hij na het oktober rapport informatie ontving van de SER over de gang van zaken bij het opstellen van de factchecker die hij daarvoor niet had. En de reden daarvoor: dat, als vermeld, de SER een eerdere brief van de Ombudsman met het verzoek te reageren op de klacht niet ontvangen zou hebben.
- Dat wij kunnen leven met de (nieuwe) conclusie van de Ombudsman hangt ook samen met wat de Ombudsman zegt in een korte slotbeschouwing. Daarin zegt hij het volgende.
- Dat de Borgingscommissie en de SER hebben nagelaten de verzoekers (NLVOW en NKPW) te informeren over de afgesproken procedure (inschakelen Groene Brein) en dat daarom ook is nagelaten uit te leggen dat de voorzitters niet zelf inhoudelijk konden/wilden reageren.
- Dat gelet op de (faciliterende) rol van de Borgingscommisie verwacht had mogen worden dat de kritiek van de verzoekers was doorgeleid aan de opstellers van de factchecker om daar al dan niet op te reageren. Daarna zou er verder geen rol meer zijn voor de commissie en de SER tenzij de opstellers tot andere conclusies zouden komen.
- Dat feiten niet veranderen, maar dat er wel steeds nieuwe feiten beschikbaar komen en dat dit van invloed kan zijn op de conclusies die in een factchecker worden getrokken. Zoals de Ombudsman zegt: Het valt zelfs niet uit te sluiten dat de feiten die voor een factchecker zijn gebruikt niet meer volledig zijn op het moment dat deze wordt gepubliceerd.
Mede gelet op die opmerkingen trekken wij drie conclusies:
- Eén: deze hele procedure was onnodig geweest als de heer Nijpels (en later mevrouw Hamer) op onze eerste brieven gereageerd had door - zoals de Ombudsman suggereert - onze op- en aanmerkingen door te sturen aan dat Groene Brein met het verzoek daarop te reageren. Een even simpele als voor de hand liggende reactie, zeker voor een zo ervaren bestuurder als de heer Nijpels.
- Twee: we nemen maar aan dat de postkamer van de SER of die van de Ombudsman een foutje heeft gemaakt met die brief van de Ombudsman, maar al onze correspondentie met de Ombudsman ging steeds in kopie naar de SER (die dat omgekeerd overigens niet deed) en dus had de SER ook zelf wel eens eerder wakker kunnen worden dan pas na het eerste rapport van de Ombudsman.
- Drie en voor ons meest belangrijk: het gedrag van de Borgingscommissie en van de SER moge dan niet meer onbehoorlijk zijn, maar dat zegt niets over de juistheid en de volledigheid van de informatie in de factchecker. Al onze op- en aanmerkingen staan dus nog steeds geheel en al overeind. In elk geval is een check op nieuwe feiten nodig, zoals ook de Ombudsman suggereert.
Wat gaan we doen?
Onze 38 punten van kritiek op de factchecker zijn dus nog steeds niet weerlegd en wij menen dat het nog steeds van belang en actueel is dat die kritiek op z’n merites wordt beoordeeld. En dus gaan we de heer Nijpels en mevrouw Hamer vragen om datgene te doen wat ze nagelaten hebben te doen met onze eerste brief: die 38 punten van kritiek voorleggen aan de groene breinen die de factchecker schreven. We zullen dat verzoek ook overbrengen per papieren brief, maar bij deze reeds de vooraankondiging.
Wat ons betreft gaan we graag de discussie aan met de opstellers van de factchecker om te zien waar we gelijk en waar we ongelijk hebben met onze kritiek. En als we er niet uitkomen met elkaar, dan kennen wij ook de buitenlandse experts die feit van fictie kunnen onderscheiden.
Voor inlichtingen:
Rob Rietveld, directeur NLVOW, rob.rietveld@nlvow.nl, 06 46 375 095
Fred Jansen, voorzitter NKPW, jhfj@xs4all.nl, 0224 223142/06 255 44 266
0 reacties :
Een reactie posten