Ondanks de controverses over de invloed van waterdamp, wolkendek en correlaties met variaties in zonnestraling aanvaardde het IPCC het dogma dat CO2 de controleknop van het klimaat vormde. Het werd de cruciale parameter in computersimulaties van diverse scenario’s van het “what if …” type.
Een gastbijdrage van Albert Jacobs.
Vanuit mijn hoge plek aan de Oostkant van de Canadese Rockies volg ik met belangstelling de klimaatdiscussies in de Lage Landen. Aangezien ik hier al meer dan een halve eeuw woon, heb ik wel een beetje moeten wennen aan wat men nu in Nederland “polderen” noemt – iets dat vreemd is aan de manier van discussiëren in Noord Amerika.Biedt “polderen” meer kans op een effectieve aanpak van de klimaatcontroverse dan de meer gepolariseerde en gepolitiseerde Noord–Amerikaanse benadering?
In de jaren negentig werd mijn belangstelling gewekt door pogingen om de opwarming van de aarde te beperken door de uitstoot van CO2 te verminderen. Hoeveel CO2 is er dan wel? Wat??? Maar vier op de tienduizend moleculen in de atmosfeer?
Enfin, het bleek dat ten tijde van de vergaderingen over het Kyoto–verdrag onze Premier, Jean Chrétien, het Kyoto–Protocol had geprezen. Hij had de “gut feeling” dat “it was a good thing”. En Canada tekende het Protocol zonder enig onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en zonder debat – hetgeen overigens niet verwonderlijk was, want een aantal IPCC–planners was afkomstig van het Canadese ministerie voor milieu.
Ik maakte toen deel uit van een groep geologen en geofysici in Calgary, die in 2002 eenvereniging oprichtten, die zich tot doel stelde om politici, pers en publiek van objectieve wetenschappelijke informatie te voorzien, ten einde de tekortkomingen van de computerprojecties van het IPCC van de Verenigde Naties aan de kaak te stellen. Wij strijden nog steeds. Hoe nodig het is, blijkt uit een privé–enquête van een van onze Zuid–Amerikaanse leden tijdens zijn bezoek aan de recente klimaatconferentie in Lima. Weinig gedelegeerden hadden ook maar een flauw benul van de onzekerheden van de wetenschap, of van de grootte van de temperatuurstijging van de laatste 100 jaar, of van de hoeveelheid CO2 in de lucht (10%?!), of van de “hiatus” van de laatste 16+ jaar. 2014 was immers het warmste jaar?
Ondanks de controverses over de invloed van waterdamp, wolkendek en correlaties met variaties in zonnestraling aanvaardde het IPCC het dogma dat CO2 de controleknop van het klimaat vormde. Het werd de cruciale parameter in computersimulaties van diverse scenario’s van het “what if …” type.
Voor het IPCC – zelf een politieke constructie met de opdracht van de VN om menselijke CO2–uitstoot te evalueren in het licht van opwarming van onze planeet – was het tijd om hun onderzoek (“WG I, the Physical Science Basis”) praktisch af te sluiten (“The Science is settled”), op het moment dat de computersimulaties voldoende alarmerende impactscenario’s hadden geproduceerd (“WG II, Impacts, Adaptation and Vulnerability”)
om de wereldwijde geldmachine (WG III, Mitigation of Climate Change”) te activeren om
de politieke plannen van de VN uit te voeren.
Men moet niet vergeten dat ‘klimatologie’ zeer breed wordt gedefinieerd. Een meteoro-
loog en een atmosferisch natuurkundige leggen de nadruk op de inwerking en wissel-werking van straling, vochtigheid, albedo, zeestromen en dergelijke factoren. Maar ze
zien dat vaak meer als een gesloten fysisch systeem en spreken dan ook van een
broeikas. Niet alleen is het geen broeikas – want het heeft geen dak – maar wij
geologen kijken naar het klimaat vanuit een ander gezichtspunt, dat voornamelijk
verschilt van het bovenstaande door onze preoccupatie met ruimte en tijd.
Sedimentlagen zijn een open boek over biota, temperatuur en vochtigheid.
Discussie en kritiek van hypothesen behoort een normale zaak te zijn tussen wetenschappers. De methoden voor het verzamelen van data, het opstellen van een hypothese, het testen van de hypothese, de inwinning van kritiek en opinies en
uiteindelijk de publicatie als een theorie, is wel bekend bij alle onderzoekers. Dat het huidige klimaatdebat (voor zover het al bestaat) niet zo verloopt, komt omdat de klimaatcontroverse meer politiek is dan wetenschappelijk.
Wetenschappelijk debat werd verder gesmoord of ging verloren in gedetailleerd atmosferisch gekibbel, zonder dat de IPCCers zich wensten te verdiepen in meer waardevol onderzoek van de vele samenhangen van het historische klimaat met krachten in het zonnestelsel. Svensmark beschreef hoe de variaties van de “solar wind” (sub–atomische deeltjes, UV en andere straling van de zon) de kosmische straling van de Melkweg min of meer van de aarde lieten afwijken met veranderingen in het wolkendek (en temperatuur) van de aarde als gevolg. Conjuncties in de loopbanen van de planeten hebben invloed op
de bewegingen van de zon om het zwaartepunt van het zonnestelsel. Cyclische variaties daarvan correleren met klimaten van het verleden. Het gedrag van de dynamo van de zon en de bijbehorende zonnevlekken beïnvloeden aardse systemen en de magnetische invloed die we op aarde ontvangen. Dit zijn weliswaar vaak geen theorieën maar observaties. Maar het IPCC negeert al deze invloeden. Ze hadden hun keus gemaakt. Hun computermodellen zouden alleen maar voldoen als ze er, faut de mieux, hun versie van CO2 “forcing” in stopten. Eh, … en zelfs dan werken ze niet, zoals we in de laatste 16 jaar hebben gezien.
In Nederland is er momenteel een serieuze poging om te komen tot een intelligente discussie op ClimateDialogue.org, een zorgvuldig opgezette uitwisseling van standpunten en theorieën, met deelname van Nederlandse en internationale sceptici en wetenschappers van het KNMI en het PBL. Ze publiceren goede artikelen op de website en ze kunnen wellicht bijdragen aan meer begrip voor elkaars posities.
Maar na zovele jaren zijn er andere elementen in het spel gekomen. Carrières zijn opgebouwd op bepaalde standpunten, methodes en interpretaties. De betrokken AGW–aanhangers zijn niet ontvankelijk voor bewijzen dat ze hun tijd verknoeien.
Daar komt bij dat het huidige wetenschapsdebat wordt beïnvloed door de eisen van de sociale wetenschappen, zoals gedetailleerd beschreven door professor Arthur Rörsch (“post–normal science”). Bovendien zouden er politieke en commerciële belangen in het gedrang kunnen komen bij een opinieverandering over de oorzaak en de omvang van de het computer–geprojecteerde klimaatdreiging. Daarmee zouden de impact van het alarmisme van WG II en de miljarden voor WG III op losse schroeven komen te staan.
Om deze miljardenverspilling te voorkomen, moeten we uiteindelijk niet zozeer de wetenschappers weten te overtuigen als wel de politici, het publiek en de media. Het “polderen” laat ons daarbij in de steek. De media maken hun draai niet zonder publieke opinie en de politici niet zonder de media.
Het wetenschappelijk debat in de publieke sfeer lijdt nog aan een ander euvel. De
meeste mensen hebben geen enkel gevoel voor de kwaliteitseisen die aan weten-
schappelijk onderzoek dienen te worden gesteld. Zij zijn niet bekend met de “Scientific Method” als wetenschappelijke standaard. Menigmaal kreeg ik, aan het eind van een wetenschappelijk gefundeerde uitleg te horen: “Well, that’s only your opinion”.
Het is moeilijk zo niet onmogelijk een wetenschappelijke discussie te voeren met mensen die geen flauw benul hebben van de wetenschappelijke methode en discipline. Ze lijken immuun voor wat het verwoestende effect had moeten zijn van de Climategate e–mails.
Ze zijn zich niet bewust dat het uitgangspunt van CO2, dat berust op het werk van Arrhenius 1896 (en anderen), twijfelachtig was – zoals die onderzoeker tien jaar later
moest erkennen – omdat de invloed van CO2 niet kon worden onderscheiden van die van waterdamp. Ze weten ook niet dat het wetenschappelijk onaanvaardbaar is om een mondiaal klimaat– en energiebeleid op computer–gesimuleerde doemscenario’s te
bouwen en de resultaten te gebruiken als basis voor het mondiale economisch beleid. Computermodellen zijn een exploratiemiddel – ze “bewijzen” niets.
Het IPCC is geen wetenschappelijk, maar een politieke orgaan, oorspronkelijk met het mandaat om de grootte van de menselijke invloed op het opwarmende klimaat te onderzoeken, niet om de oorzaak van klimaatopwarming te vinden.
Een meer effectieve strategie is minder gentleman–like dan waarbij de meeste wetenschappers zich gemakkelijk zullen voelen. Zulk een strategie dient te zijn gericht
op een ondermijning van de geloofwaardigheid en reputatie van het IPCC–project op
grond van een gedrag dat in de wetenschappelijke wereld onaanvaardbaar is en zó onethisch dat het als crimineel zou kunnen worden beschouwd. De Climategate e–mails getuigen van een aaneenschakeling van tendentieuze conclusies, onderdrukking van
kritiek, “pal-review”, bedrog en het achterhouden van publieke data.
Maar in het algemeen kunnen publiek en media overigens wel aanvoelen dat er sprake is van ondershandse, slinkse praktijken en dat publieke opinie wordt gemanipuleerd door politieke en commerciële belangen, ook al begrijpen ze de “science” niet.
Het is met tegenzin en moeilijk voor een wetenschapper om in een zodanige
gepolariseerde sfeer strijd te moeten voeren, maar het heeft m.i. meer kans op
succes, voor de samenleving en – uiteindelijk – ook voor de wetenschap.
Aldus Albert Jacobs.
Voor mijn eerdere DDS-bijdragen, zie hier.
0 reacties :
Een reactie posten