Den Haag - Antwoorden op vragen Commissie
Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2014–2015
31 239 Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 179 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 november 2014
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft mij verzocht voorafgaand
aan het wetgevingsoverleg Energie van 17 november aanstaande
te reageren op berichtgeving van omroep Flevoland over de SDE-gelden
in relatie tot het vervangen van oude windmolens
1. Met deze brief geef ik
invulling aan dit verzoek.
De commissie geeft in haar verzoek het volgende aan.
Het lijkt erop dat SDE-gelden, die zijn bedoeld als impuls voor de
energietransitie, worden ingezet om bestaande windmolens te vervangen
door exact dezelfde molens, zonder dat deze economisch afgeschreven
zijn of dat er een vergroting van het aantal MW tegenover staat.
Vervanging van deze molens lijkt te worden ingegeven door de hogere
SDE-subsidie van het Rijk. Mogelijk doorkruist dit de plannen van de
provincie Flevoland (en daarmee de afspraken uit de Rijksstructuurvisie
Wind op Land) voor sanering van de bestaande windmolens en deze te
vervangen door windmolens met een hoger rendement.
De commissie heeft daarom nog de volgende vragen.
– Is deze berichtgeving correct?
– Laat de huidige SDE-systematiek inderdaad toe dat windmolens
worden vervangen vanwege een hogere SDE-subsidie, zonder dat dit
bijdraagt aan de energietransitie?
– Moet de SDE worden aangepast om deze situatie te voorkomen?
– Kent u andere voorbeelden waar dit aan de orde is?
Mijn algemene inzet is om zoveel mogelijk hernieuwbare energie tegen zo
laag mogelijke kosten te realiseren en zo de afgesproken doelen voor
hernieuwbare energieproductie van 14% in 2020 en 16% in 2023 te halen.
Dit betekent dat vervanging van afgeschreven molens door nieuwe efficiëntere molens, op zich een goede zaak is. Daarbij mag geen sprake
zijn van overstimulering.
De berichtgeving over het vervangen van bestaande windmolens door
identieke exemplaren is correct. Er is overigens geen sprake van een
hogere SDE+ subsidie voor vervanging van bestaande windturbines. Wel
kan het effect van de SDE+- subsidie gunstiger uitpakken bij vervangende
windturbines aangezien hergebruik van bestaande infrastructuur mogelijk
kan zijn.
Het is in de huidige SDE+-systematiek mogelijk om een subsidie aan te
vragen voor een nieuwe windmolen die een oude windmolen vervangt.
Vervanging van oudere windturbines draagt bij aan behoud van de
bestaande capaciteit en levert daardoor een bijdrage aan de doelstellingen.
Anderzijds kan één op één vervanging een belemmering vormen
voor opschaling.
Voor vervanging van bestaande windturbines zal in de SDE+ een categorie
worden opgenomen met een daarop toegesneden basisbedrag, dat lager
is dan voor volledig nieuwe windturbines.
Daarom zal ik voor windturbines die zijn ondersteund vanuit de
MEP-regeling maar nog niet de einddatum van de 10 jaarstermijn hebben
bereikt, letten op cumulatie met de SDE+- subsidie voor de vervangende
windturbines.
Bij één op één vervanging zal de SDE+- subsidie voor de
vervangende windturbines dus pas beginnen na de 10 jaarstermijn. Ter
voorkoming van overstimulering voor aanvragen uit 2014 geldt de
cumulatietoets uit het Europese Milieubescherming en Energiesteunkader
(MESK). Deze toets zal ik strikt toepassen.
Het is mij bekend dat een vergelijkbare ontwikkeling zich ook in andere
provincies voordoet.
Ten slotte attendeer ik u op mijn antwoorden op vragen van het lid Agnes
Mulder (CDA) over vervanging van windturbines
2. Deze antwoorden
ontvangt u met een aparte brief. Verder zal ik uw Kamer op korte termijn
nader informeren over de SDE+ 2015.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp
Brief van 15 oktober 2014
kst-31239-179
ISSN 0921 - 7371
’s-Gravenhage 2014 Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 31 239, nr. 179 1
0 reacties :
Een reactie posten