Denemarken - 20-5-2014 - Volgens Greenpeace is Denemarken helemaal geen voorbeeld voor andere landen of het zou een voorbeeld van beleidsmatige hypocrisie moeten zijn. |
Tegen 2020 wil Denemarken de helft van hun elektriciteit opwekken uit windenergie. Het land heeft zelfs de ambitie om tegen 2050 voor de volle 100% aan de energiebehoefte te voorzien uit hernieuwbare energiebronnen maar voor het zover is, staat het land nog voor een aantal grote uitdagingen en net nu krijgt het energiebeleid van de Deense overheid meer en meer de wind van voren.
|
Denemarken wordt vaak als lichtend voorbeeld genoemd als het gaat om hernieuwbare energie en meer bepaald windenergie. Voor niets gaat de zon op en voor datzelfde geld waait ook nog eens de wind. Gratis stroom dus, of zo lijkt het toch want de werkelijkheid is wel enigszins anders. Steeds minder Denen zijn gewonnen voor windenergie. Nergens in Europa betalen de consumenten immers meer voor hun elektriciteit dan in Denemarken en dat heeft onder meer te maken met de enorme subsidies die naar windenergie gaan. Maar er is meer aan de hand…
Ecologisten uit noodzaak
Dat uitgerekend een klein land als Denemarken op het vlak van windenergie de wereldwijde voortrekker werd, is geen toeval. Tot begin de jaren ‘80 was Denemarken voor zijn elektriciteitsnet voor 99% afhankelijk van geïmporteerde fossiele brandstoffen. De oliecrisis van de jaren ’70 kwam er dus bijzonder hard aan. De Denen waren dan ook vastberaden om af te komen van hun afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Er waren heel concrete plannen voor de bouw van de eerste kerncentrale in het land maar die plannen stootten op hevig protest van de bevolking die meer voor windenergie gewonnen was. Het volk had gesproken en windenergie werd voortaan de nieuwe staatsgodsdienst.
Overcapaciteit
Intussen staan er meer dan 5.500 windmolens in Denemarken. In de afgelopen maanden produceerden die molens nu en dan meer dan 100% van wat er op die dagen aan stroom verbruikt werd. Een elektriciteitsnet voor 100% op windenergie laten draaien zou in theorie dus regelmatig lukken in Denemarken. In de praktijk is zoiets echter onmogelijk omdat wind niet altijd even makkelijk voorspelbaar is en er soms ook gewoon geen wind is. Voor de stabiliteit van het elektriciteitsnet en om een nationale black-out te vermijden op windluwe of windloze dagen zijn betrouwbare energiebronnen die makkelijk aan te passen zijn aan de vraag van het moment dus onontbeerlijk.
Om die reden wordt vandaag de dag nog steeds meer dan de helft van de Deense elektriciteit opgewekt in koolcentrales. Nog eens 8% komt van nucleaire centrales en wordt dus geïmporteerd. In 2013 lag het aandeel stroom uit windenergie rond de 33 %.
In Noorwegen en Zweden wordt stroom vooral met waterkracht opgewekt. In Noorwegen is waterkracht goed voor 99% van de elektriciteitsproductie. In Zweden, dat ook stroom produceert uit fossiele brandstoffen en in kerncentrales, is dat 40%. Het grote voordeel van elektriciteit uit waterkracht is dat de stroomproductie veel makkelijker te regelen valt. Met windenergie is dat dus anders omdat er soms geen (of te weinig) wind is en omdat de wind nu eenmaal ook waait als je het niet nodig hebt. Het evenwicht van het elektriciteitsnet kan zo – als er te veel stroom uit windenergie opgewekt wordt – verstoord worden.
Absurde situaties
Dit leidt soms tot absurde situaties: zo krijgen gezinnen in het noorden van Duitsland, waar ook veel windmolens staan, een korting op hun energiefactuur als ze op de dagen waarop zo’n elektriciteitsoverschot ontstaat, hun lichten ’s nachts laten branden.
In Denemarken heeft de netbeheerder die vraag wellicht nog niet durven stellen, hoewel het hen eigenlijk vaak zou helpen. Het is momenteel namelijk zo goed als onmogelijk om de geproduceerde stroom op te slaan om later op het elektriciteitsnet te brengen. Er is dus geen keuze: de uit windenergie opgewekte stroom moet ergens naar toe. De Deense wetgeving verplicht de netbeheerders immers om voorrang te geven aan windenergie. Die stroom vindt zijn weg naar buurland Duitsland maar vooral naar Zweden en Noorwegen. In theorie wordt die stroom verkocht maar heel vaak zitten die landen daar niet op te wachten. Het ‘morsen’ van het Deense stroomoverschot wordt er zelfs beschouwd als een verstorende factor op hun elektriciteitsnet. Om die reden krijgen de Denen geen geld voor hun stroom maar moeten ze betalen om hun overschot kwijt te geraken en dit terwijl de Denen wél moeten betalen voor de import van Zweedse of Noorse stroom (die nota bene deels van nucleaire origine is) wanneer ze er zelf onvoldoende uit windenergie kunnen opwekken. Hierdoor lijdt Denemarken dan ook forse verliezen.
Op dagen waarop er te veel stroom wordt opgewekt uit windenergie moeten andere stroomproducenten hun levering dus terugdraaien. Hierdoor werken de kolencentrales, die sowieso al erg vervuilend zijn, alles behalve efficiënt en ligt de CO2 uitstoot verhoudingsgewijs hoger dan bij kolencentrales die constant op hetzelfde peil produceren.
Geslaagde marketingcampagne
Volgens de Deense afdeling van Greenpeace is Denemarken dan ook helemaal geen voorbeeld voor andere landen of het zou een voorbeeld van beleidsmatige hypocrisie moeten zijn. Zo pakt men graag uit met het feit dat er geen kerncentrales in Denemarken zijn terwijl ze in Zweden elektriciteit van nucleaire oorsprong kopen. En zoals eerder gezegd, hangt de Deense elektriciteitsproductie te veel af van de kolencentrales. Momenteel is het zelfs zo dat er per hoofd van de bevolking meer elektriciteit uit koolcentrales wordt opgewekt in Denemarken dan in China en dat het land ondanks alle investeringen in windenergie niet eens zijn Kyoto-afspraken zal halen. Vanwege de hoge uitstoot van onder meer fijn stof en CO2, worden kolencentrales als de meest milieuschadelijke vorm van energieopwekking beschouwd. Volgens Greenpeace is het groene imago van Denemarken dan ook niet meer dan een bijzonder geslaagde marketingcampagne.
De wind is gedraaid
Daar waar de Deense publieke opinie in de jaren ’80 nog heilig overtuigd was van windenergie als volwaardig alternatief voor kernenergie blijken heel wat Denen hun mening nu te hebben herzien. Het gevoerde energiebeleid in Denemarken ligt momenteel dan ook zwaar onder vuur. De regering krijgt nu het verwijt veel te zwaar te hebben ingezet op windenergie. Er zijn te veel windmolens waardoor er regelmatig een overproductie is, die hen tegenstrijdig genoeg geld kost in plaats dat het hen opbrengt.
Ook de subsidies aan de windmolenindustrie zijn voor veel Denen een doorn in het oog. Een handvol bedrijven kunnen hierdoor zonder grote risico’s investeren en winst maken terwijl de Deense consumenten (omwille van de subsidies die met hoge energietaksen gefinancierd worden) voor hun elektriciteit de hoogste prijs in Europa betalen.
Er is tenslotte nog een andere reden waarom het aantal tegenstanders van windenergie groeit in Denemarken. Zoals gezegd staan er intussen meer dan 5.500 windturbines. Die turbines worden vaak in de nabijheid van water geplaatst omdat het rendement daar hoger ligt. De wind wervelt er namelijk minder door bouwwerken of oneffenheden in het landschap. Windmolens komen dan ook vaak te staan op mooie natuur-rijke plaatsen en veel Denen vinden dat het uitzicht hiermee erg verstoord is.
Geen extra jobs
Ook voor de werkgelegenheid is windenergie niet de prachtoplossing die het publiek kreeg voorgespiegeld. Intussen is men daar pijnlijk genoeg achter gekomen.
Onderzoekers hebben berekenend dat de subsidiëring van de windmolenindustrie met jaarlijks honderden miljoenen euro’s eigenlijk alleen maar een verschuivend effect heeft gehad op de werkgelegenheid: veel ongesubsidieerde banen zijn gesubsidieerde banen geworden. Nieuwe banen zijn er nauwelijks gecreëerd. Het bedrag dat uitgegeven wordt om deze gesubsidieerde banen te creëren bedraagt 175% tot 250% van wat er aan arbeidsplaatsen elders in het land wordt gespendeerd. Uit een studie van CEPOS (Center for Politiske Studier) blijkt dat Denemarken zonder windindustrie ieder jaar € 200 miljoen rijker zou zijn.
Vestas, de grootste Deense producent van windmolens kon decennialang de vruchten plukken van het gevoerde energiebeleid van de Deense overheid maar eind 2012 kwam de directeur van het bedrijf doodleuk aankondigen dat het zo’n 1.300 werknemers in Denemarken zou ontslaan (750 bedienden en 550 arbeiders).
De Denen voelen zich des te meer verraden omdat die 1.300 ontslagen zo’n 20% van hun totale Deense personeelsbestand omvat. In de buitenlandse productievestigingen van Vestas (in Duitsland, India, Italië, Roemenië, Groot-Brittannië, Spanje, Zweden, Noorwegen, Australië, China en de Verenigde Staten) samen vielen er ‘slechts’ 1.000 ontslagen of 6,2 % van het totale buitenlandse personeelsbestand.
Als reden voor de ontslagen werd gewezen op de beperkte groei die voor de sector voorspeld wordt en op de toenemende concurrentie van andere producenten.
Vrij vertaald betekent dit dat het beursgenoteerde bedrijf (genoteerd aan de OMX Copenhagen 20) een vijfde van haar personeel de laan uitstuurt om verlies voor haar aandeelhouders te vermijden (of te beperken).
Nieuwe opslagmogelijkheden?
Eén van de uitdagingen waar Denemarken nu voor staat is het vinden van een opslagmogelijkheid voor de overtollige geproduceerde energie. Zo hoeft het de teveel opgewekte stroom niet te morsen.
Eén optie is om die energie als warmte op te slaan, gewoon door warmte te produceren met elektrische verwarmingssystemen als de stroom goedkoop is. Warmte is goed op te slaan en kan dus voor later gebruikt worden. Denemarken kent – net zoals de andere Scandinavische en Oost-Europese landen een systeem van gemeenschappelijke stadsverwarming.
Een andere mogelijkheid is om de energie via elektrolyse chemisch op te slaan als groene waterstof. Dit zou dan weer kunnen worden gebruikt als brandstof voor voertuigen.
Peperdure milieumaatregel
Denemarken bespaart dan wel een stuk op fossiele brandstoffen en CO2 dankzij zijn windturbines. Het betaalt hiervoor wel een erg hoge prijs. De 5.500 windturbines zorgden voor een verlaging van de CO2-uitstaat met 2.4 miljoen ton tegen een prijs van € 87 per ton CO2 en dit terwijl de marktprijs op dit ogenblik een fractie daarvan bedraagt. Dit is dus een peperdure milieumaatregel.
Bovendien bespaart de geëxporteerde windstroom niets op CO2 en op brandstof aangezien het leeuwendeel van de stroom in Noorwegen en Zweden toch al klimaatneutraal werd opgewekt.
Nieuwe politieke wind
In februari 2014 werd Rasmus Petersen, van de links-liberale partij Radikale Venstre Minister van Klimaat en Energie. Petersen wil nu afzien van de geplande bouw van twee nieuwe windmolenparken, waarvan één offshore-park. Volgens hem is windenergie gewoonweg te duur. Hij verwijst hierbij naar de absurd hoge prijs die moet worden neergeteld voor de stroom die in het Anholt offshore windmolenpark wordt opgewekt. Bij de aanbesteding voor de bouw en de exploitatie van het grootste windmolenpark van Denemarken was er slechts één bieder (Dong Energy).
Mede hierdoor kon het een prijs van 1,05 DKK per kWh vragen voor de eerste 20 miljard kilowattuur stroom dat aan land wordt geleverd. De huidige marktprijs bedraagt momenteel 0,25 Deense Kroon per kWh.
Conclusie
Nadat eerst de publieke opinie in Denemarken zich meer en meer tegen windenergie keerde, plaatst nu ook de huidige Minister van Klimaat en Energie vraagtekens bij het beleid dat tot nu toe gevoerd werd. Denemarken zal het bijzonder moeilijk krijgen om zijn hoge ambities op het vlak van hernieuwbare energie waar te maken en moet dringend op zoek gaan naar een manier om het overschot aan stroom dat uit windenergie wordt opgewekt op te slaan.
Eurosong.Be
|
0 reacties :
Een reactie posten