Rijk houdt geen windplannen achter de hand voor als provincies niet leveren

Datum:
  • dinsdag 4 juni 2013
  • in
  • Categorie: ,
  • Grote windplannen die onder de rijkscoördinatieregeling (RCR) vallen, maar die niet binnen de rijksstructuurvisie Wind op Land passen, zullen niet als reservelocaties 'op de plank' blijven liggen.
    Ze worden in behandeling genomen, en dan wordt er óf een inpassingsplan vastgesteld door het rijk, óf ze worden afgewezen. En dat laatste is het meest waarschijnlijk; ze staan immers niet in de structuurvisie, en dat is het eerste toetsingskader voor grootschalige windenergieprojecten.

    Dat antwoordt minister Melanie Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu) op schriftelijke Kamervragen naar aanleiding van de ontwerp-Structuurvisie Wind op Land. Het antwoord is niet helemaal in lijn met eerdere berichten. In de 'notitie reikwijdte en detailniveau' die voor het plan-Mer van de ontwerp-structuurvisie werd opgesteld, stond nog het volgende: "Indien de prestatieafspraken niet op tijd gemaakt kunnen worden of niet optellen tot de 6.000 MW heeft het rijk de mogelijkheid om aangehouden RCR’s buiten de provinciale gebieden in te zetten om de doorgroei naar de 6.000 MW alsnog mogelijk te maken." 

    Wat er moet gebeuren met de projecten van meer dan 100 MW buiten de provinciale zoekgebieden, die dus wettelijk onder de Rijkscoördinatieregeling vallen, is sinds vorige zomer onderwerp van discussie. In juli 2012 werd een motie van PvdA-Kamerlid Sjoera Dikkers aangenomen, waardoor de lopende RCR-aanvragen tot 1 februari 2013 werden aangehouden. Toen dat moratorium afliep, waren inmiddels afspraken gemaakt tussen rijk en de provincies over het aanwijzen van ruimte voor 6.000 MW wind op land: de provincies hebben onderling 5.715 MW verdeeld door gebieden aan te wijzen voor grootschalige windenergie, en voor de overige 285 MW hebben zij tot volgende maand om ruimte aan te wijzen.

    Binnen de afspraken tussen rijk en Ipo is ook vastgelegd dat de provincies zelf verantwoordelijk zijn voor het aanwijzen van alternatieve locaties als er gebieden afvallen. Veel vragen aan Schultz van Haegen gingen over de monitoring, deadlines en back up scenario's met betrekking tot deze afspraak. Maar heel heldere antwoorden kwamen hier niet op. Wel is een "kernteam" aangewezen dat verantwoordelijk is voor de monitoring van de voortgang. Maar harde deadlines waarop bepaald wordt of een provincie snel genoeg is met het aanwijzen van alternatieve locaties zijn er niet: dat moet alleen "zo spoedig mogelijk". Ook is niet duidelijk wat het moment zou zijn waarop een provincie definitief in gebreke blijft en het Rijk dus zelf extra gebieden aan gaat wijzen. In ieder geval worden concrete Rijkscoördinatieprojecten hiervoor dus niet op de plank gehouden als 'stok achter de deur', zoals eerder wel eens gesuggereerd werd.

     Schultz van Haegen zegt in de antwoorden verder toe om de Tweede Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang van de realisatie van windplannen. Zij zal elk jaar de kamer informeren over het reeds gerealiseerde vermogen, het vermogen dat in aanbouw is, het vergunde vermogen, het vermogen dat in procedure is en tot slot het vermogen dat alleen nog ruimtelijk gereserveerd is.


    03-06-2013
    Energeia, 2013





    0 reacties :

    Een reactie posten